Zelden viel er op een door Dorna belegde persconferentie groter nieuws te rapen dan vorige week zaterdag in Spielberg. Tenzij je als motorsportliefhebber vijf dagen incommunicado was, weet je dat er vanaf volgend jaar sprintraces worden gereden in de MotoGP. Concreet betekent dit, dat er op de zaterdag van elk raceweekend ‘gesprint’ wordt. Zo’n sprintrace gaat dan over de helft van de normale GP en ook de punten worden (ongeveer) gehalveerd.
De MotoGP is niet het eerste racekampioenschap dat een sprintrace introduceert. De MXGP begon er al mee in 2009 (toen de klasse officieel nog MX1 heette), het WK Superbike heeft sinds 2019 een superpole-race en de F1 introduceerde in 2021 sprintraces bij drie GP’s per jaar.
Hoe je de voorbeelden hierboven ook bekijkt, allemaal hebben ze één ding gemeen, namelijk de tegenstand die ze oproepen. Vooral de ‘puristen’ zien sprintraces als de baarlijke duivel en zelfs ‘de veramerikanisering’ van hun geliefde sportdiscipline. In het geval van de F1 zou dat weleens kunnen kloppen want ’s werelds grootste autosportkampioenschap is nu in Amerikaanse handen. En toegegeven in de F1 waren de sprintraces, op die van Imola dit jaar na, tot nog toe niet veel soeps. Maar ik denk vooral dat de puristen niet goed weten onder welke noemer ze die sprintraces moeten vatten. Als een zuivere GP (in MotoGP, MXGP en F1) kan je ze zeker niet beschouwen. Een zege in een sprintrace komt dan ook niet echt op het palmares van een piloot, maar misschien moeten de wikipedia-historici – die overigens meestal goed werk leveren, waarvoor dank – ook maar eens de sprintrace-resultaten gaan bijhouden.