Gelezen: ‘The Inside Line’ door Rob Andrews

Wegrace-liefhebbers zijn goed bedeeld als het op (auto)biografieën van hun helden aankomt. Tenminste, zolang we het over Engelstalige boeken hebben. Guy Martin, Jonathan Rea, John McGuinness, het zijn maar enkele namen waarvan er in de afgelopen jaren een biografie verscheen. Biografieën over motorcrossers zijn zeldzamer. In eigen land verscheen, bij hun afscheid van de sport in 2006, zowel een biografie van Stefan Everts als van Joël Smets. En Anderhalf decennium eerder was er ook al een boek over de carrière van Eric Geboers uitgebracht.

Recent bracht de voormalige Engelse GP-rijder Rob Andrews zijn biografie uit. Tenminste, een boek over z’n sportieve carrière. Andrews was en is een buitenbeentje. Hij begon pas op z’n 14e met Motorcross en dat was, zelfs in de jaren’ 70, vrij laat. Toch schopte hij het met veel moed, inzet en een grote liefde voor de sport tot GP-rijder en dat in een decennium dat door kenners nog steeds als ‘het gouden tijdperk’ van de Motorcross wordt bestempeld. Dat iemand als Andrews met een boek over z’n carrière komt lijkt misschien vreemd. Op de keeper beschouwd heeft Andrews niet de grootste carrière  gehad, maar hij kan er wel fantastisch over vertellen. Andrews schreef ‘The Inside Line’ helemaal zelf en dat is geen toeval. Na z’n carrière as actief motorcrosser bleef hij bij de sport betrokken als freelance testrijder voor Britse offroad-bladen. Later werd hij bij British Eurosport ‘colour commentator’, naast Jack Burnicle, voor de Motorcross GP’s.

Een blik op de rijke inhoudstafel van 'The Inside Line'.

The Inside Line is méér dan zomaar een autobiografie want het boek biedt een goede inkijk op de crosswereld zoals die in de jaren ’80 was. Andrews beschrijft chronologisch zijn GP-seizoenen, maar gaat ook dieper in op aspecten zoals reizen doorheen Europa – dit boek speelt zich immers in een tijdperk zonder Chunnel, zonder Schengenzone én met IJzeren Gordijn af – Overzeese GP’s en het dagelijkse leven van een professionele GP-rijder. Bovendien wijdt hij ook stukjes aan de fameuze Mercedes  ‘camionettes’  en andere bedrijfswagens waarin de GP-rijders destijds van de ene naar de andere GP reisden. Net zoals veel andere Britse motorcrossfans (in het boek blijkt dat de auteur bovenal een fan is) was Andrews helemaal begeesterd door de Citadelle de Namur, wellicht het meest legendarische circuit uit de geschiedenis van de Motorcross. Meteen ook de reden waarom Andrews een volledig hoofdstuk aan dit monument wijdt.

Andrews brengt in z'n boek ook een eerbetoon aan de 'moeder van alle motorcrosscircuits', la Citadelle de Namur!

Aan anekdotes is er natuurlijk geen gebrek. Zo komen we te weten dat Robs landgenoot en drievoudig wereldkampioen Dave Thorpe destijds een bandendeal had met Pirelli om z’n Porsche 928 van vers rubber te voorzien, hoe Andrews op een tweedehands Kawasaki KX125 Groot-Brittannië  vertegenwoordigde in de Motocross des Nations en waarom een fabrieksmachine van een jaar oud eigenlijk een vergiftigd geschenk is.

The Inside Line is met 394 bladzijden een lijvig boek geworden maar door de manier waarop Andrews het ingedeeld heeft, hoef je het niet per se in één ruk uit te lezen. Bovendien is het boek ook rijkelijk geïllustreerd, deels met foto’s uit Andrews’ eigen archief maar ook met werk van topfotografen Jack Burnicle (ja die Jack) en Ray Archer.

 

Mij kostte ‘The Inside Line’, met verzendingskosten inbegrepen, welgeteld € 65,25. Dat is niet bepaald goedkoop, maar dit is dan ook een uniek boek, over een al even uniek tijdperk uit de motorsportgeschiedenis. Een boek voor de echte liefhebbers dus!

‘The Inside Line’ is alleen te bestellen via Rob Andrews’ eigen website: www.robandrewsmx.com

 

Tekst: The Couch Racer

Foto's: The Inside Line/ RobAndrewsMX.com

Geschreven op 9 maart 2020
© Motoren & Toerisme