Het lijstje: 5 sportieve auto’s van motorfabrikanten

Worden de auto- en motorindustrie, op papier althans, als aparte ‘werelden’ beschouwd, dan zijn er wel degelijk kruisbestuivingen tussen beiden. Nogal wat ingenieurs en technici hebben een voorliefde voor zowel twee- als vierwielers. Bovendien hebben beide industrietakken in het verleden geprofiteerd van de kennis die in de andere vergaard werd. Toch blijven bedrijven die zowel motorfietsen als auto’s produceren zeldzaam. Dat drie van de vijf auto’s uit die lijstje van een Japans bedrijf afkomstig zijn is geen toeval. Japanse multinationals zijn van oudsher multidisciplinaire consortia die in verschillende industrietakken actief zijn. Al hoeft dat niet meteen in een zichtbare rol te zijn.

5. Yamaha OX99-11

Yamaha is al sinds de jaren ’60 actief in de auto-industrie. Zo speelde het merk met de gekruiste stemvorken een belangrijke rol in de ontwikkeling van de GT2000, Toyota’s eerste sportwagen. Later verleende Yamaha z’n diensten vooral aan Nissan, maar ook aan Ford. In de tweede helft van de jaren ’80 kreeg Yamaha, geprikkeld door het succes van Honda in de discipline, interesse in de Formule1. Na een mislukt avontuur bij Zakspeed in 1989, maakte Yamaha een comeback in 1991 bij het Australisch-Engelse Brabham. De krachtbron was immers geëvolueerd van een V8 naar een V12.  Die V12 leek een goede bron voor een supercar.

Voor dat project ging Yamaha aankloppen bij het International Auto (IAD). was een opvallende verschijning met niet alleen een middengeplaatste, ‘getemde’ – 400 pk ipv 700 pk - F1-motor als krachtbron, maar ook een centrale bestuurdersplaats. De Japanners wilden echter plaats voor twee in hun supercar en dus werden bestuurder en passagier in tandem achtereen geplaatst. Toen de verschillen in visie tussen Yamaha en IAD te ver uiteen liepen, gaf Yamaha de opdracht aan dochteronderneming Ypsilon Technology. De financiële crisis die begin jaren ’90 Japan in z’n greep had zou er echter voor zorgen dat de supercar nooit in productie ging. Maar Yamaha heeft nog steeds twee rijdende prototypes die, af en toe, nog eens over het eigen circuit (Sportsland) in Sugo worden gejaagd.

4. Suzuki Swift Sport

De kleine, maar dappere, Swift Sport misstaat dan misschien een beetje in dit lijstje, maar hij heeft dan wel de verdienste betaalbaar te zijn. En dat is natuurlijk ook niet onbelangrijk. Suzuki’s traditie inzake kleine, sportieve auto’s gaat al terug tot de jaren ’80. In 1986 lanceerde het merk namelijk de Swift GTi. Die GTi puurde 101 pk uit z’n 1.3 liter, de eerste automotor met 16 kleppen die Suzuki lanceerde. Wellicht wisselden de ingenieurs die het 16-klepper blok van de GSX-R 750 superbike – die een jaar eerder op de markt kwam – gegevens uit met hun collega’s van Suzuki’s auto-afdeling.

De Swift Sport is de enige, sportieve wagen in Suzuki’s huidige line-up. De 1.4 liter Boosterjet – turbo met directe injectie - krachtbron produceert een maximaal vermogen van 130 pk (aan 5.500 opm). Dat is op zich niet wereldschokkend, maar gekoppeld aan het lage gewicht en de beperkte draaicirkel van de Swift Sport, resulteert dat in een vinnig wagentje.

3. KTM X-Bow R

Gloednieuw is de KTM X-Bow niet meer. Het nieuws dat KTM met een radicale lichtgewicht sportwagen kwam, deed destijds heel wat wenkbrauwen fronsen. De ‘brief’ voor de ontwikkelingsingenieurs was simpel: bouw een sportieve, stuurmansauto waarmee je zowel een bergpas als een circuit mee op kunt. En dat alles onder het, door Lotus-stichter Colin Chapman gehuldigde credo, ‘Light is right’.  KTM ontwikkelde de X-Bow samen met designbureau Kiska – dat alle KTM-modellen vormgeeft en tegelijkertijd ook de huisstijl bepaalt. Met Audi, dat in het nabijgelegen Duitse Bundesland Bayern is gevestigd, werd een betrouwbare motorleverancier gevonden. Tot slot gingen de Oostenrijkers voor de ontwikkeling van het chassis te rade bij Dallara. Deze Italiaanse firma bouwt al jaren ‘monoposto’s’ (eenzitters) voor de racerij en bouwt momenteel de chassis voor de FIA F2- en F3-kampioenschappen én het chassis voor de Indycar-series.

De RR-circuitversie van de KTM X Bow.

De huidige (basis)versie van de X-Bow komt in drie varianten: de comfortabele (met windscherm) GT, de weggerichte R, en de RR-circuitversie. Alle drie delen ze hetzelfde 1984 cc metende Audi TFSI motorblok. Dat produceert een maximaal vermogen van 300 pk (aan 6.400 opm), terwijl het koppel 420 Nm (aan 3.200 opm) bedraagt. De hierboven afgebeelde R is, met een drooggewicht van 790 kg, de lichtste van de drie basisvarianten. Voor de acceleratie van 0 tot 100 km/u geeft KTM 3,9 seconden op.

Naast de basisvarianten van de X-Bow brengt KTM ook nog een kant-en-klare GT4-raceversie van de auto op de markt.

2. BMW i8

BMW bouwde oorspronkelijk geen motorfietsen, wel vliegtuigen maar na de eerste Wereldoorlog moest het Münchens bedrijf z’n activiteiten noodgedwongen verleggen naar de motorsector. Pas na de overname in 1928 van een bedrijf, dat Austin Sevens onder licentie bouwde, werd BMW ook een autoconstructeur. In de jaren ’30 ontpopte het zich tot (ondermeer) een sportwagenbouwer.

BMW heeft een lange traditie van sportieve wagens, maar één van de absolute hoogtepunten uit die rijke geschiedenis is zonder twijfel de M1. Die M1 was de eerste wagen die door BMW’s Motorsport-afdeling werd gebouwd. Een commercieel succes werd de M1 destijds niet maar, vandaag de dag zijn de schaarse exemplaren wel bijzonder gegeerd. De in 2014 geïntroduceerde i8 is misschien wel de moderne M1. Er zijn de optische gelijkenissen tussen BMW’s eerste echte supercar en deze hybride sportwagen. Maar misschien nog belangrijker is de hybride-technologie die in de i8 steekt. Zo heeft deze BMW niet één maar twee krachtbronnen: een 1.5 liter benzinemotor met 231 pk en een elektromotor met 143 pk. Samen dus goed voor 374 pk. De i8 laat toe om ‘fluisterstil’ door een woonwijk te rijden, maar ook om af en toe een trackday mee te pikken. Bovendien is deze hybrid helemaal anders dan de conventionele BMW’s vormgegeven, als was het maar vanwege de ‘vlinderdeuren’ die uitklappen.

1. Honda NSX

Toen Honda eind jaren ’80 de eerste versie van z’n NSX sportwagen lanceerde, zag de Europese pers dat als een regelrechte aanval op hun F1-rivaal Ferrari. Was de Europese autoliefhebber misschien niet helemaal overtuigd, dan werd de NSX wel een ‘hit’ in de Verenigde Staten. De NSX groeide er uit tot een cult auto die zelfs een ‘cameo’tje’ kreeg, als de eerste versie zou uiteindelijk tot en met 2005 in productie blijven.

Elf jaar later, lanceerde Honda de huidige versie van de NSX. Zoals het een pionier als Honda betaamde werd het een revolutionair model. Honda koos voor een  aandrijving die een 3,5 liter V6 benzinemotor, met twinturbo, aan een hybride-systeem koppelt. Dat hybride-systeem bestaat op zijn beurt uit drie kleine elektromotoren: twee vooraan en één achteraan. Alles samen goed voor een ‘power output’  van 581 pk en een maximaal koppel van 645 Nm. Als versnellingsbak koos Honda voor z’n bekende dual clutch-transmissie (DCT) maar dan met 9 (!) versnellingen.

Ook bij de huidige versie van de NSX lijkt het erop dat de auto het vooral van de verkoop in de Verenigde Staten moet hebben. Vorig jaar werden er over heel Europa slechts 36 NSX’en verkocht.

 

 

Tekst: BJ

Foto’s: Constructeurs (Yamaha, Suzuki, KTM, BMW, Honda)

Geschreven op 18 september 2020
© Motoren & Toerisme