De verminkte wegen, mede veroorzaakt door FN’s zusterbedrijf en andere munitiefabrikanten aan beide zijden van het conflict, vormden wellicht het motief voor de ontwikkeling van de schommelvoorvork van de XIII 350. Op m’n ritje door het in de namiddag zon badende platteland van Hampshire kon ik echter geen wegdek met kuilen vinden. Al waren er gelukkig hier en daar wel hobbels die makkelijk geabsorbeerd werden door de voorpartij van de FN. Meteen het bewijs dat dit ontwerp voor de toen heersende technische normen tamelijk goed gewerkt moet hebben. Dat ging dan wel gepaard met een gevoel van instabiliteit zeker aan lage snelheden. Op die momenten begon de FN heel vreemd te sturen, alsof er een pendule-effect meespeelde. Misschien kwam dat doordat het zwaartepunt iets hoger ligt bij deze motorfiets. Bij het indraaien van een bocht flapperde het stuur langzaam van de ene naar de andere kant in m’n handen. Daarbij had ik constant het gevoel dat de stuurinrichting kon wegvallen, omdat het voorwiel haast plooide als je in de bocht overhelde. Door attent te blijven en ervoor te zorgen dat dat niet gebeurde, begon ik er stilaan aan gewend te geraken. Maar toch voelde dit allesbehalve bemoedigend aan. Het is dan ook haast onmogelijk om je in te beelden hoe Auguste Mingels twee Europese crosstitels op een FN motorfiets met dit soort voorvork wist te winnen. Ik vermoed dat z’n gezette postuur, die hem het koosnaampje ‘Le Gros’ (Den Dikke, BJ) opleverde, hem bij het temmen van die instabiliteit geholpen heeft. Bovendien leverde het systeem ook een langere veerweg op waarvan Mingels duidelijk wist te profiteren.