Reisverhaal: Het groene Spanje

Galicië is een apart stukje Spanje. Costa's met roodverbrande Engelsen en een kustlijn vol flats en discotheken zal je hier niet vinden, maar als je houdt van woeste natuur, eeuwenoude monumenten, verlaten vissersdorpjes, prachtige kastelen en daarenboven niet vies bent van een beetje regen, is deze uithoek van Spanje een geweldige streek.

 

Tekst & foto’s: Chris Wouters

Het is de bedoeling om een dag of zes de westkust en het hinterland van Galicië te doorkruisen, te verblijven in oude kastelen en, als het even kan, te genieten van de lokale keuken en de schitterende wijnen van de Riojastreek. We worden er tenslotte niet jonger op en discotheken en drukke stranden hebben me nooit erg aangetrokken. De route naar West-Spanje loopt via Parijs en de perfecte autoweg naar het zuiden. Hier betaal je met plezier de gevraagde péage om op een goed onderhouden en veilige autoweg te rijden. Wat een verschil met de versleten roetsjbanen die in ons land als autostrade worden aanzien...

Na meer dan 900 km arriveren we dan ook vrij fris in ons eerste hotelletje, zo'n 50 km voorbij Bordeaux. De uitgestrekte Landes hebben niet echt veel te bieden en de regio raakt, zeker na het aanleggen van de nieuwe autoweg, meer en meer verlaten. Toch genieten we van ons eerste terrasje bij een zalige temperatuur. Weten wij veel dat dit een zeldzaamheid zal zijn verderop in de week…

Bedevaarders

Voor bedevaarders is Galicië een uitverkoren bestemming. De kathedraal in Santiago de Compostella is voor veel mensen het ultieme einddoel na een wekenlange voet- of fietsreis. Met de motor is de uitdaging een pak kleiner, maar de bestemming in deze uithoek van Spanje blijft uniek.

Het Zuiden toont zijn karakter meer en meer. Langs kaarsrechte wegen, omzoomd met platanen, rijden we van het ene slaperige dorp naar het andere. Lome honden liggen te soezen in de zon, en af en toe zie je de spreekwoordelijke Fransman de straat oversteken: een baret op het hoofd, een baguette onder de arm en een sigaret in de mondhoek. De Pyreneeën komen alsmaar dichterbij en we komen steeds meer bedevaarders tegen. Die kiezen net als wij voor de oversteek langs de Col du Somport, een prima route voor motorrijders maar een taaie brok voor wie deze tocht te voet doet. Opvallend is dat de dorpsnamen in twee talen worden aangeduid; ook aan de Franse kant van de Pyreneeën zijn de Basken fier op hun afkomst. Terwijl het vlakke land van de Landes stilaan plaatsmaakt voor een bochtiger traject, zien we overal mensen met de bekende sint-jakobsschelp op de rugzak of aan de lange wandelstok. Het wel lijkt of deze laatste kilometers naar de top de enige weg is die bedevaarders mogen nemen. Ze bereiken samen met ons het hoogste punt van de col en zijn weer een stap dichter bij hun felbegeerde einddoel. De wegwijzer naar Santiago wijst aan dat het nog 970 km is tot aan de voet van de kathedraal. Wij gaan langs een omweg, want 970 km mag dan te voet een enorm eind zijn, maar niet met de motor.

 

De volledige versie van dit reisverhaal lees je in de 'Alle Toerisme' Deluxe-versie van Motoren & Toerisme, die nu verkrijgbaar is via tijdschriftenwinkel.be

Geschreven op 11 maart 2020
© Motoren & Toerisme