Norton is een goedlachse Australische twintiger. Zo iemand waarbij je onmiddellijk kan aanvoelen dat hij van z’n hobby z’n beroep heeft kunnen maken. Hij gaat me de werking van het Red Bull KTM verder toelichten en dat zowel tijdens GP-weekends als tijdens de week. Het is niet de eerste maal dat ik een kijkje achter de schermen mag nemen bij een fabrieksteam, maar één vraag houdt me altijd bezig: Hoeveel verschilt de machine van Liam Everts of Sacha Coenen van een exemplaar dat rechtstreeks uit de showroom komt?
Norton: “De huidige fabrieksmotoren leunen erg dicht tegen de productiemachines aan. Het grote verschil zit ‘m in het feit dat ze twee à drie maal op alle fronten zijn gecheckt. Wat de geometrie van de motorfiets betreft zitten we heel erg dicht bij een standaard machine. Uiteraard heeft ieder van onze drie MX2-fabrieksrijders z’n eigen persoonlijke voorkeuren wat de positie van bijvoorbeeld de balhoofdshoek of het stuur betreft. Maar in ’t algemeen verschillen onze motorfietsen niet zo erg veel van de productie-exemplaren.”
M&T: Ik neem aan dat alle motorblokken in het KTM-hoofdkwartier in Oostenrijk worden gebouwd?
Norton: “Dat klopt, in Oostenrijk hebben we voor de 250-kant alleen – de MX2-klasse dus – vier technici die instaan voor het onderhoud van de fabrieksblokken.”
M&T: Om de hoeveel uur gebeurt zo’n revisie van een racemotor dan?
Norton: “Een wedstrijdblok wordt na twee GP’s gereviseerd. Dat betekent dat het twee weekends heeft doorstaan waarbij ’s zaterdags de trainingen en de kwalificatierace wordt afgewerkt en ’s zondags een warm-up en de twee eigenlijke GP-manches.”
M&T: De GP van Vlaanderen in Lommel is eigenlijk ook een beetje een thuisrace voor jullie?
Norton: “Dat klopt we hebben hier een workshop die permanent bemand wordt door vier technici. Daarnaast zijn er in Mattighofen nog zes andere technici full time aan de slag voor het fabrieksteam.”