Als we in het BMW kamp bleven zagen we meteen het gigantische verschil op vlak van prestaties ten opzichte van de nieuwe K 1200 GT. Deze krachtpatser moest zomaar even 152 paarden aan boord hebben bij 9.500 toeren, maar na een bezoekje aan de testbank werd dit teruggebracht tot 145 stuks aan net geen 9.000 omwentelingen. Maar dat was en bleef nog steeds ongelooflijk impressionant voor een toermotor. Ook op vlak van koppel deed hij het allesbehalve slecht, maar daar was men weer wat te optimistisch bij de metingen in eigen huis. Hoe dan ook: met 124,5 opgemeten Newtonmeters (130 Nm opgegeven) moest hij alleen de Yamaha laten voorgaan.
Deze laatste was als het op ‘raw power’ aankwam nog steeds heer en meester, en in combinatie met de vijfversnellingsbak had je een overvloed van kracht in alle omstandigheden. Het enige minpunt in deze context was de zware en moeilijk te doseren koppeling. Die vroeg echt om een periode van gewenning, maar eens je die doorlopen had liep alles van een leien dakje. De robuuste vier-in-lijn voelde soepel, maar sterk aan. Reeds vanaf 2.500 toeren kwam de kracht makkelijk doseerbaar opzetten en dat bleef zo doorgaan tot 8.000 omwentelingen.
De BMW GT voelde zo nodig nog krachtiger aan – je moest wel 6 keer schakelen – maar de keerzijde van de toerengretigheid van het nieuwe K-blok was dat de gasdosering erg precair was. Dat was voornamelijk merkbaar bij het vertrekken vanuit stilstand en bij trage manoeuvres, acties die meteen na een pilotenwissel steevast gepaard gingen met een hoog in toeren jankend blok. Vanaf 3.000 toeren was er aan de GT geen houden meer, en bouwde hij zijn vermogen mooi lineair maar bijzonder krachtig op tot 9.500 omwentelingen. Vanaf 7.000 toeren voelde je gaandeweg meer trillingen doorkomen, maar je moest al echt een groot sporthart hebben om veelvuldig in deze regio’s te vertoeven. Al de viercilinders hadden trouwens last van opkomende trillingen in de hogere regionen en vooral bij het lossen van het gashendel, maar de BMW spande hier wel de kroon. Het schakelen zelf gebeurde altijd (of toch zo goed als) juist op de nieuwste Beierse creatie, maar het ging gepaard met het nodige mechanische gerucht.