Retro-Sport: Louis Wuyts over klimkoersen

Eén van de weinige Vlaamse rijders die wel van de Waalse klimkoersen hield is Louis Wuyts. De Gentenaar ontdekte ze begin jaren ’90, toen nog als ‘verplicht nummer’, maar zou zich gaandeweg beter en beter weren in deze discipline. Louis was dan ook de geknipte persoon om ons de klimkoersen vanuit het perspectief van een motorracer te leren kennen. Bovendien heeft Louis ook een verleden bij Motoren & Toerisme en het toenmalig zusterblad MotorWeek2, met een rol als testrijder voor de sportievere machines.

Toen ik na m’n eerste klimkoers naar het resultatenblad keek, en zag dat ik 6à7 seconden moest prijsgeven op de chrono’s van de Waalse rijders, heb ik hem me voorgenomen om daar verandering in te brengen”, steekt Wuyts van wal. “Ik zag niet in waarom ik niet even snel kon zijn als die Waalse rijders en dus ben ik daaraan beginnen werken. Vastbesloten, om ook in die discipline een duchtig woordje mee te praten...

 

Een jonge Louis aan de slag op de Honda MBX125 tijdens de klimkoers van Floreffe, nabij Namur.

Thuisvoordeel

Heel wat Vlaamse rijders zagen de klimkoersen als een verplicht nummer en kwamen dus amper gemotiveerd aan de start, of soms helemaal niet aan de start” schetst Wuyts de situatie begin jaren 90.” “Toen ik begin jaren ’90 begon te racen telden de klimkoersen mee voor het BK-klassement van elke klasse. Later hebben ze daar geloof ik verandering in gebracht en kon je de resultaten die je in de klimkoersen boekte, gebruiken als ‘reserveresultaat’ voor het Belgisch kampioenschap van je klasse. Dat was handig als je eens een uitvaller had door mechanische pech of crashte.”

In mijn ogen hadden de Waalse rijders een thuisvoordeel” zegt Wuyts over de tracés. “Ze kenden het soort wegen, vaak niet meer dan landbouwbaantjes, waarop de klimkoersen gehouden werden. Bovendien had ik zo het vermoeden dat ze vaak de week voordien de ‘côtes’ al verkend hadden met een straatmotor, een beetje zoals dat in de rally het geval is. Omgekeerd geldt dat overigens ook; als er sprintwedstrijden op de landelijke weggetjes rondom Gent hadden plaats gevonden was ik waarschijnlijk ook in het voordeel geweest."

Tijdens de klimkoers van Richelle, nabij Visé.

Een klimkoersweekend

Louis schetst voor ons het verloop van een typisch klimkoersweekend. “Ik kwam meestal op zaterdag in de namiddag aan. Dat was meteen ook het uitgelezen moment om de klim te verkennen soms met de auto of met een scooter.  Ik maakte dan meteen ook wat notities. Je kijkt immers waar de mogelijke rempunten liggen. Bomen, elektriciteitspalen of huizen kunnen dan herkennningspunten zijn. Op zondagochtend kreeg je drie trainingsruns. Tijdens die runs bouwde je geleidelijk aan de snelheid op. Ik werkte daarna ook m’n notities bij en als het moest kleefde ik ook een geheugensteuntje met herkenningspunten op m’n tank. Anders dan tijdens een circuitwedstrijd ben je tijdens zo’n trainingsrun alleen onderweg. Je kan dus niet een (snellere) collega volgen om diens rempunten te leren kennen. In de namiddag volgde dan de wedstrijd zelf waarbij je driemaal tegen de chronometer naar boven reed. De beste van die drie chrono’s telde dan mee om het eindklassement op te maken. Soms reed ik in meerdere klassen tegelijk, zo reed ik tijdens dat laatste Paasweekend in Presgaux in de Serie 600 (Inters) en in de Battle of The Twins (BOTT). Dat hielp ook wel om het tracé te leren kennen.

In 1996 kwam Louis voor het Ducati Belgium-team van importeur Didier Mombaerts uit. Hier tijdens het Paasweekend van 1996, op de SuperSport 900 in de BOTT-klasse.

Op het scherp van de snee

De chronoruns waren bittere ernst”, zegt Wuyts over de sessie de beslisten over winst of verlies. “Op heuvelklims zoals Presgaux reed je door bosrijk gebied en dat betekende dat je zeker niet in de fout mocht gaan. Maar naar mate de namiddag verstreek begon je ook sneller te rijden en kon het al eens zijn dat je te breed uit een bocht waaierde. Dan moest je alle zeilen bijzetten om de motorfiets toch nog op het asfalt te houden. Hoe dan ook, in de fout wilde je absoluut niet gaan want een val kon zware gevolgen hebben”.

De klimkoersen vereisten en andere iets voorzichtigere rijtechniek dan circuitwedstrijden. “Het rijden van die heuvelklims heeft zeker m’n rijstijl beïnvloed” zegt Wuyts daarover. “Helemaal met je knie aan de grond rijden, deed je niet tijdens een heuvelklim. Dat was misschien wel sneller geweest. Maar mocht je bijvoorbeeld een zwieper gemaakt hebben, dan had je in zo’n houding amper de tijd om te corrigeren.  Op zo’n côte nam ik dan ook rond met een beperkte hellingshoek en dat is iets wat ik ook mee naar de circuits heb genomen. Voor stratencircuits was die stijl ook bruikbaar.”

 

Louis nam de rijstijl van de klimkoersen ook over op circuit. We zien hem hier tijdens de Noordzeeprijs in Oostende van 1999, op de Moto1 Castrol Honda CBR600F.

Details

Dat klimkoersen een aparte discipline waren is nu wel duidelijk. Maar vergden ze dan ook een andere afstelling van de motorfietsen? “Eigenlijk wel”, zegt Louis daarover. “Je moest het vooral van een subtiel werkende motorfiets hebben. Een agressief motorkarakter was volledig uit den boze. Je moest daarom ook goed de versnellingsbak te gebruiken. Niet té snel opschakelen en zeker ook wel terugschakelen, want in nogal wat klimtracés had je ook haarspeldbochten. Ook daar kwam dat karakter naar boven. Nogal wat rijders dachten dat ze achteraan best een groter tandwiel konden monteren, om beter uit die haarspeldbochten te kunnen accelereren. Maar nét daardoor reageerden de motorfietsen vaak heel erg giftig en gingen ze bokken bij het uitkomen van zo’n haarspeld. Terwijl je er met een lagere overbrenging iets rustiger maar wel gedecideerd doorheen kon.”

Louis tijdens de allerlaatste Belgische klimkoers ooit, op de Castrol Moto1 Honda VTR1000 F Firestorm.

Bruikbare kennis

Klimkoersen waren in de tweede helft van de jaren ’90 nog slechts een bijzaak. Vooral de stratenraces primeerden toen, ze trokken drommen toeschouwers en genereerden de nodige media-aandacht. Al bleef dat laatste ook wel beperkt tot de lokale en gespecialiseerde pers (zoals ons toenmalig zusterblad ‘MotorWeek2’). Kon je dan als BK-topper wel enig profijt uit die klimkoersen halen?

Zeker en vast” antwoordt Wuyts daarop. “In die klimkoersen heb ik vooral alleen leren rijden. Iets dat vooral van pas kwam toen ik vooraan begon te rijden in de Supersport- en BOTT-klassen. Dan moet je wel je eigen tempo kunnen rijden én aanhouden want je kan je natuurlijk niet richten op een voorganger. Wat dat tempo betreft kan je je soms lelijk misrekenen. Of je denkt dat je aan de perfecte chrono bezig bent tot je bij het uitkomen van de laatste boch nét iets teveel van de ideale lijn afwijkt en zo kostbare honderdsten verliest.”

Gemoedelijke sfeer

Wuyts heeft, anders dan veel andere Vlaamse rijders uit de gouden jaren van het BK, goede herinneringen aan de klimwedstrijden. “Als beginnend rijder merkte ik al dat de sfeer heel anders was. Dat komt ook omdat je in klimkoersen niet rechtstreeks tegen mekaar uitkomt maar wel tegen de tijd strijdt. Het waren ook de momenten waarop ik kennis kon maken met de toppers uit de BK-paddock. Mannen zoals Michel Simul of Patric Orban. Op circuitwedstrijden kwamen die niet uit hun voortent uit, maar bij een sprintkoers stonden we voor de start samen te keuvelen. Bovendien moest je na je run ook nog eens boven wachten tot de laatste rijder binnen was. Dat betekende in de vroege lente, (Presgaux werd met Pasen verreden) wel vaak kou lijden in je leren pak.

 

Wuyts op Paaszondag 4 april 1999, op weg naar de dubbelslag (Serie 600 Inters + BoTT) in Presgaux.

Het einde van een tijdperk

Tijdens de allerlaatste Belgische klimkoers ooit schreef Louis Wuyts zowel de zege in de Serie 600 als in de BOTT op z’n naam. Toch zette hij niet de snelste tijd van de dag, neer dat deed Marc Deville op z’n monobike, een omgebouwde Honda CR500 crossmotor. Het geeft meteen aan dat de viercilindermachines te snel waren geworden. “Uiteindelijk moest het wel ergens stoppen. Je zag ook dat weggetjes waarop nog geen twee personenauto’s mekaar kunnen kruisen niet echt geschikt waren voor de steeds sneller worden motorfietsen, ook al waren dat in sé afgeleiden van straatmotoren. Misschien hadden ze cilinderinhouden moeten beperken. Alleen de klassen tot en met 250cc aan de start laten komen. Maar hadden ze dan wel genoeg rijders gehad.”

Na 1999 waren de klimkoersen ook voor Louis Wuyts een afgesloten hoofdstuk. Al was dat wel met pijn in het hart want de Honda-rijder hield van de discipline. “Een paar jaar geleden ben ik nog eens gaan kijken naar een klimkoers voor auto’s op de Mont-Saint-Aubert, bij Doornik. Leuk, maar toch was het niet zo leuk als een klimkoers voor moto’s

 

Meer over de geschiedenis van de Waalse klimkoersen lees je in dit artikel: http://www.motoren-toerisme.be/nieuws/retro-sport-opkomst-en-teloorgang-van-de-belgische-klimkoersen

 

Tekst: BJ

Foto’s: Guy Thonus/www.bikesnplanes.be

 

 

Geschreven op 25 maart 2020
© Motoren & Toerisme