Licht en levendig, zelfs onstuimig in de eerste vijf versnellingen toont het Adventure-blok zich boven alles efficiënt. Op secundaire weg biedt de motor een breed vermogensplateau gaande van 2.000 tot 8.000 o.p.m., maar niets belet je te flirten met de rode zone (aan 9.500 toeren), al was het maar om je tegoed te doen aan de klank van de uitbundige schreeuwende uitlaten. Nochtans biedt de rode zone weinig speelruimte: de onderbreker grijpt al bij 9.800 toeren in. Geen erg: in deze regionen is het vet al van de soep. De Adventure laat zich het vlotst voortbewegen tussen de 4.000 en 7.000 toeren, en dat is niet meer dan logisch aangezien het koppel piekt aan 6.000 o.p.m. De ingenieurs rustten hun geesteskind uit met een overdrive die zeker niet borg staat voor sterke sensaties maar comfortabel en brandstofbesparend toeren/reizen aan middelhoge toerentallen mogelijk maakt.
WP
De hele presentatie door bepaalde het onderwerp vering de gespreksthema’s, en meer bepaald de WP-voorvork ging over de tong. Voor de enen vormde zij het sterke, voor de anderen het zwakke punt van deze machine. KTM wou een trail voor het asfalt bouwen, echter zonder daarbij het offroad-aspect uit het oog te verliezen. Dik 90 % van alle onderdelen is identiek aan de 950 Rally van Meoni, en de Adventure S beschikt dan ook over een voorvork die wonderen verricht op de Afrikaanse pistes maar die, gezien haar enorme veeruitslag (265 mm), op asfalt te soepel overkomt en daardoor niet de nodige feedback levert bij sportief gebruik. De aanwezigheid van een WP-ingenieur, klaar om op verzoek van de journalisten zowel veervoorspanning als in- en uit- gaande demping te verhogen, verraadt zonder twijfel een zekere bezorgdheid betreffende dit onderwerp bij de KTM verantwoordelijken. Zelfs bij doordeweekse remmanoeuvres duikt de vork (ook na het nodige gesleutel) de dieperik in terwijl de motor zich achteraan verheft. Daar waar het fenomeen onder controle lijkt op de lage versie (de grijze) is dit veel minder het geval op de S waar de veeruitslag nog eens drie en een halve centimeter langer is. Gevolg: hoe hard we ook met de S tekeer gingen, het bleek onmogelijk in het zog van de lage versie te blijven, precies omdat de achterzijde daarvan veel minder nadrukkelijk de hoogte inging bij het aanremmen voor een bocht. Achteraan kwijt het centrale WP-veerelement zich voorbeeldig van zijn taak al is het ook daar zo dat de S-versie zich iets te soepel toont, met nu en dan een zoetjes wegdribbelende achterhand tot gevolg. Conclusie: op het asfalt is de lage versie koning.