Retro-toerverhaal: Kriskras door België

In de zomer van 2011 doorkruiste M&T-toermedewerker Chris Wouters België van Noord naar Zuid en van West naar Oost. De politieke situatie, met regeringsonderhandelingen die maandenlang muurvast zaten, was destijds dermate precair dat bepaalde politieke insiders twijfelden aan het voortbestaan van België. Dat was meteen de redenen waarom Chris een 'kruis over België' wilde maken. Of toch op een landkaart dan. De herpublicatie van dit retro-toerverhaal kadert in de 30e verjaardag van Motoren & Toerisme.

In deze woelige politieke tijden waarin ons land verscheurd lijkt te worden door koppigheid en wederzijds onbegrip, lijkt het wel of er stilaan een groot kruis over België gemaakt wordt. het leek ons dan ook geen slecht idee om al rijdend een groot spreekwoordelijk kruis over ons land te trekken en te ontdekken wat voor moois dit kleine landje nog bindt.

Tekst en foto's: Chris Wouters

Van het Zwin tot Virton en van Kessenich tot De Panne, langs Vlaamse en Waalse wegen. Geen compromissen, we volgden gewoon de rechte lijnen en keken onbe- vooroordeeld onze ogen uit overal waar we terechtkwamen.

Godvrezend en frietenetend Vlaanderen

Ik kan me geen mooiere startplaats voor een motortrip bedenken dan staande aan het idyllische Zwin. Langs de pompeuze Lippenslaan en het even chique ‘Zoute’ stop ik even aan ‘Surfers Paradise’, de meest noordelijke uithoek van Vlaanderen, en rij al meteen terug het land uit om even te proeven van de zalig geasfalteerde wegen bij onze Noorderburen. Een stevige noord-westenwind jaagt de wolken het binnenland in. Een lijnrechte bomenrij met erachter Vlaamse kerktorens brengt me, langs botsende betonbanen, terug in Vlaanderen. Ik rij van kerk- naar marktplein en overal staat wel een aankondiging van één of andere chiro- of scoutsactiviteit. Vlaanderen leeft echt onder de kerktoren, zoveel is duidelijk.

Mooie dorpen als Sint.-Martens-Leerne aan de kronkelende Leie zijn parels aan de Vlaamse kroon. Jammer dat aanhoudende verkavelingen – lees: versnippering – die mooie stukjes in handen van de bouwgeile Vlaming hebben gebracht. De op natuurschoon beluste motormens moet al heksentoeren uithalen en verkeersovertredingen begaan om aan de oevers van de rivier te geraken.

Vlaanderen is een frietland, ook dat cliché blijft overeind. Creatieve frituurnamen zoals de ‘Swingende friet’ of het ‘Dik bouletje’ doen je op elke uur van de dag goesting krijgen (het mooiste Vlaamse woord, volgens een Nederlandse opiniepeiling) maar ik hou het bij mijn 's ochtends gesmeerde boterhammetjes die ik aan de mooie molen in Zingem met smaak verorber. Zittend in de schaduw van één van de stilstaande wieken bedenk ik dat je niet echt ver moet rijden om ‘het vakantiegevoel’ te krijgen

Verbonden door de koers

Langzaamaan verandert het vlakke land in een glooiend landschap dat jammer genoeg dikwijls door hoge maïsvelden aan het oog wordt onttrokken. De route gaat dwars door Michelbeke, homebase van één van de grootste Belgofielen die er ooit geleefd hebben: ons aller opperkomiek Herman de Croo wiens kroost voor één van de de grootste politieke malaises in de Belgische geschiedenis heeft gezorgd.

Als er iets is dat Vlaanderen en Wallonië met mekaar verbindt is het de sport, met wielrennen als de meest volkse exponent daarvan. Een icoon van die sport is ongetwijfeld de Muur in Geraardsbergen. Het spreekt vanzelf dat ik die plek niet kan voorbijrijden zonder even te gaan kijken naar de sportievelingen die met wisselend succes deze kuitenbreker proberen te bedwingen. En zeggen dat Wouter ‘woef’ Woestijnvis hier niet meer wil passeren. Tsss...

Wat verder rijd ik in de buurt van Bever bijna ongemerkt de taalgrens over. Slapende dorpjes waar de enige beweging die van een wapperende Belgische driekleur is. In tegenstelling tot wat ik verwacht had is het land tussen Bergen en Charleroi veel groener dan de grauwe Borinage aan de westkant van Bergen. Exponent van de bloeiende tijd die dit land omwille van steenkool en ijzernijverheid in de helft van de 18de eeuw kende, is het imposante scheepsliftencomplex van Thieu. De oude liften worden nu nog voor de pleziervaart gebruikt en behoren tot het UNESCO werelderfgoed. Ik rij Binche voor- bij, nog zo’n stukje cultureel erfgoed dat België rijk is. De appelsiengooiende ‘Gilles’ zijn wereldberoemd en van overal komen mensen hier naartoe om carnaval op zijn Belgisch te vieren.

De wegen worden smaller, wat doodgewone hoffelijkheid is hier onontbeerlijk wil je niet in de greppel gereden worden. Plots zie ik het bord ‘Sars-la-Buissiere’ Een dorps- naam met een vieze bijklank omwille van de afschuwelijke feiten die zich hier een aantal jaren geleden afspeelden. Het lijkt wel of de regering het dorp heeft willen straffen omwille van één man, want de wegen in en rond dit dorp zijn werkelijk afschuwelijk!

Ik rij Beaumont binnen, een leuk stadje dat je enkel ontdekt als je een lijn uitstippelt die je nadien gewetensvol volgt. De Ardennen naderen stilaan en er staat me morgen een mooie motordag te wachten, weet ik.

Star Trek in de Ardennen

De eigenaar van het hotel waar ik vannacht verbleef, is een fervent Belgiscist, de sticker op zijn voordeur is daar de stille getuige van. Hij blijft maar doorzeuren over hoe goed leven het hier in België toch is, en hoe dom het zou zijn om ons land te splitsen. Dat er sprake is van tegen de borst stuitende geldtransfers van Noord naar Zuid vindt hij geen bezwaar. “Per slot van rekening hebben de Vlamingen hier tientallen jaren mogen komen werken!”. Zo had ik het nog nooit bekeken...

Eén constante in dit België-verhaal blijft steeds overeind: het valt me telkens weer op hoe weinig we van elkaar weten. Gisteren praatte ik met een Waalse wandelaar die Brugge aan zee situeerde en ervan overtuigd was dat de Antwerpse haven voor een deel op Nederlands grondgebied lag.

Het tweede deel van deze west/oost- trip voert vandaag langs wegen die beduidend aangenamer zijn dan de opeenvolging van ronde punten en verkeersdrempels die in Vlaanderen blijkbaar niet meer te ver- mijden vallen. De panorama’s in de buurt van Lavaux behoren tot de mooiste van de Ardennen, beter kan de dag niet beginnen. Je kunt kilometers ver kijken over glooiende donkergroene heuvels waar af en toe dorpen in die typische grijze steen uit opduiken. De weg stijgt en daalt en op de steile hellingen rond de Lesse is het werken geblazen voor de motor onder mij. Het is hier prachtig. Deze rit bewijst nogmaals dat Moto & Loisirs- lezers een streepje voor hebben op Motoren & Toerisme-abonnees. Zij kunnen na een dag werk de parking af rijden om midden in deze schoonheid te belanden, terwijl wij daar eerst nog een stuk of twee stadsringen voor moeten afhaspelen.

Vlak voor Redu, het in heel Europa gekende ‘boekendorp’ lijkt het wel of de lokale bevolking contact heeft gezocht met het buitenaardse. De werkelijkheid is minder prozaïsch: de grote witte schotelantennes die in bosjes bij elkaar staan zijn van het ESA, het ‘European Space Agency heeft hier in de Ardense bossen een communicatiecentrum gebouwd dat dienst doet als contact- en controlecentrum voor satellieten in de ruimte, dus toch een beetje buitenaards.

Redu zelf is doods en verlaten op het ogenblik dat ik er passeer, het stelt enkel iets voor wanneer er een boekenbeurs plaats- vindt. Vandaag staan de standjes, aange- schurkt tegen de kerk, er verlaten en leeg bij.

Microklimaat in de Gaume

Zo belanden we in Transinne waar de oorlogsbuit, te meten aan de hoeveelheid kanonnen rond het obligate herdenkingsmonument voor de gesneuvelden, vrij groot moet zijn geweest. Deze streek draagt, net zoals de rest van ons land, de littekens van twee niets ontziende Wereldoorlogen. Getuige daarvan zijn de vele oorlogskerkhoven langs de weg, zoals dat van Rossignol, midden in het uitgestrekte bos van Chiny. Het militair kerkhof van Bellevue werd opgericht op de plaats van de slag, waar Franse en Duitse soldaten op elkaar stootten op 22 augustus 1914. Het was het eerste bloedige treffen tussen de twee legers in de Eerste Wereldoorlog.

Gelukkig heeft de Gaume, de streek waar we nu doorrijden, heel wat meer te bieden dan dit trieste verleden. Dit meest zuidelijke puntje van België geniet van een uitzonderlijk microklimaat dat zorgt voor beduidend zachtere winters en drogere zomers dan elders in de buurt. Dat komt door de beschermde ligging, in een soort kom, maar ook door de kalkbodem die de warmte lang vasthoudt. Het reliëf is niet typisch Ardens, maar eerder zacht glooiend. Daardoor krijgt het oppervlak beduidend meer zon dan elders. Je zou verwachten dat meer mensen naar de streek trekken, maar gelukkig blijft het hier dunbevolkt. Voor de eerste en enige keer tijdens deze rit wijken we af van onze min of meer rechte lijn om een bezoekje te brengen aan de abdij en brouwerij van Orval, waar toeristenbussen en lege flessen langs de kant duidelijk maken wat hier de hoofdbezigheid is.

De hoofdstad van de Gaume, voor zover je daarvan kan spreken, want de stad heeft geen enkele administratieve functie, is Virton. Het telt ongeveer 11.000 inwoners en is dus een eerder bescheiden stadje dat je makkelijk te voet kan ontdekken. Ik parkeer mijn motor voor de indrukwekkende zuilen van de Sint-Laurentiuskerk, waar een man van een stevig pak Belgische frieten zit te genieten, en loop even rond door de stad vooraleer ik een volledig kruis over België trek.

Langs een absolute topper

Vanuit Virton begin ik aan een drie uur durende autostraderit richting Thorn, beginpunt van het oost/west-gedeelte van mijn ‘Belgisch Kruis’. Je kunt zonder probleem een prachtige toerrit tussen deze twee plaatsen uitstippelen. De Ardennen en het land van Maas en Waal zijn daar uitermate geschikt voor. Tijdsgebrek noopt me om voor de route langs de snelweg te kiezen. Die is, buiten het gewriemel rond Maastricht, best wel aangenaam. Drie uur later rij ik dan ook het pittoreske Thorn binnen, want net als bij het begin van de eerste route, wippen we ook nu even over de Nederlandse grens. In Kessenich ga ik terug de grens over en meteen voel je dat je weer in Vlaanderen bent. Het is weer kronkelen en draaien langs dorpskernen, afgewisseld met torenhoge maïsvelden waar hier en daar een boer, als bijverdienste, een maïsdoolhof heeft geïnstalleerd die druk bezocht wordt door de lokale vrouwengilde, althans: dat leid ik af uit het gekrijs dat vanuit het veld opstijgt...

De bekendste Limburgse van dit moment heeft haar eigen standbeeld in Opitter, niet ver van Bree, waar een fontein met drie figuren eer betoont aan Kim Clijsters. Dat nog meer Limburgers de sportieve eer van ons land hooghouden mag gezegd want naast onze tenniscoryfee is het ook een Limburgse voetbalclub die ’s lands eer verdedigt op het podium van het Europees topvoetbal. Wanneer ik dit schrijf heeft Genk zich net geplaatst na een bloedstollende strafschoppenreeks. Niets dat de verbondenheid van een volk zo illustreert als een spelletje, stel ik vast. Verderop in Zolder passeer ik de brullende racewagens op het plaatselijke circuit dat al wat wel van zijn vroegere glorie en top- wedstrijden heeft moeten afgeven, maar toch nog een gewaardeerd oord blijft voor al wie aan gemotoriseerde sporten doet. Door het hek zie ik bulderende bolides hun rondjes afmalen en neem als een echte paparazzo foto’s onder een hemel die stilaan dreigend wordt.

De zuidrand

In de fruitstreek rond Sint-Truiden is er van al dat motorgeweld niet veel meer te bespeuren en het is er opvallend stil en rustig. In het voorjaar is deze streek op haar mooist, maar nu, aan het einde van de zomer, is het hier met al die fruitbomen die kreunen onder het gewicht van de oogst ook niet mis. In Zoutleeuw stal ik mijn motor in de schaduw van het stadhuis en de mooie Gotische kerk, richting Landen rij ik langs een kilometer lange platanendreef. Bij deze een oproep aan de heren politici: handen af van deze prachtige bomenrij. Doe liever iets aan het enerverende gegoochel met maximumsnelheden die nu eens 50, dan 70 en dan weer 90 km/u bedragen. Ik ben benieuwd of ik deze rit ‘boeteloos’ heb kunnen afwerken...

De streek rond de Brusselse zuidrand, waar alles een Franse en een Vlaamse naam heeft, was me als motorrijder onbekend maar is een aangename verrassing. Dit verandert wanneer ik richting Waterloo de Brusselse avondspits binnenduik op weg naar mijn hotelletje aan de voet van de meest bekende leeuw van onze contreien. Zo passeer ik het meer van Genval, triest en somber in het onweer dat me overvalt, maar bij beter weer een uitgelezen plek voor de Brusselse beau monde om zich te laten verwennen in de luxehotels in de buurt of te spelevaren op het meer aan de rand van het Zoniënwoud.

De Leeuw van Waterloo kijkt uit over de velden waar bijna tweehonderd jaar geleden een historische slag plaatsvond. Als er iets is dat samen met het Atomium en Manneke Pis de Japanse toeristen aantrekt is het wel die gietijzeren constructie bovenop het hoge talud bijna vijftig meter boven de begane grond. Mijn timing is compleet fout, want ik kom hier aan na sluitingstijd en vertrek morgen lang voor 10 uur, wanneer de deuren van het museum weer opengaan. Maar eerlijk gezegd heb ik geen zin om, net als in mijn schooltijd tijdens één of andere schoolreis, de 226 treden op te lopen. Dan liever een bed in ‘Hotel 1815’ waar alles wat je maar ziet ‘Waterloo’ in- en uitademt. Ik val in slaap onder het portret van een Duits legerofficier genaamd August Wilhelm Antonius Neidhardt Graf von Gneisenau. Met zo’n naam moet je wel ten oorlog trekken.

Lekkers van bij ons

Terwijl pendelaars zich in een eindeloze file naar hun werk reppen, verlaat ik de drukte rond de hoofdstad. Het is wat zoeken naar de juiste weg maar uiteindelijk beland ik toch in de rust van Waals-Brabant. In Ittre kruipt de geur van een onvervalste warme bakker in mijn neus. Ik stop en koop me een stel boterkoeken en bedenk dat je zo’n heerlijk vers gebak ook niet overal buiten onze landsgrenzen vindt.

Richting Braine-le-Comte doorkruisen we een prachtig bos door tunnels van groen, alleen jammer dat het steeds harder begint te regenen. Ook dit is Belgisch. In Deux-Acren, aan de voet van de Vlaamse Ardennen, gaat het gedruppel over in een zondvloed. Ik zie geen meter en genieten van de prachtige vergezichten is er niet meer bij. Gelukkig kan ik me in een hokje van de Lijn wapenen tegen de waterellende die me het komende uur te wachten staat. Later kunnen we richting Ronse af en toe door het wolkendek piepen en krijgen we toch een blik op de prachtige heuvelruggen waaraan deze streek zijn naam ontleent. Het is pas bij het binnenrijden van Waregem dat de hemel helemaal opentrekt. Maar zelfs een straal zon kan de lelijkheid van dit stukje Vlaanderen niet verdoezelen. Dit moet, met al zijn lintbebouwing, betonstraten vol reclame en zeeën van verkeersborden, het lelijkste stukje van de hele trip zijn.

In de naam van de ‘commerce’

We naderen stilaan De Panne, ‘Bachten de Kupe’ de mooie streek met zijn eindeloze vlakten waar bomen de eeuwige strijd tegen de wind niet opgeven. Het motto ‘buigen maar niet barsten’ wordt hier door lange rijen bomen geïllustreerd. Noodgedwongen moeten we de schande van ‘Flanders Language Valley’ voorbij om uit te komen bij één van Vlaanderens meest populaire brouwerijen. De Trappisten van Westvleteren geven echter, net als bij mijn vorige bezoek, niet thuis. Enkel op afspraak kan je hier terecht. En dan nog is het niet evident dat je krijgt wat je wilt. De vraag naar dit hemels bier overstijgt dan ook meermaals het aanbod.

Een heel ander verhaal in de Panne, eindpunt van dit kruis en op een onaangename manier verfranst. Bestaat er een méér Belgische gemeente dan de Panne waar je, als je niet onmiddellijk duidelijk maakt dat Nederlands je moedertaal is, omwille van de ‘commerce’ in het Frans wordt bediend? Toch kan ik vrede nemen met de manier waarop ik bediend wordt wanneer het sappige West-Vlaams de bovenhand neemt. Een kruis maken over België? Als je het gekrakeel van onze politici, de eindeloze wegenwerken en de foeilelijke lintbebouwing in acht zou nemen, ja! Maar ons landje heeft natuurlijk veel meer te bieden dan dat, niet in het minst alle mooie en leuke dingen die ik in de afgelopen dagen heb gezien en meegemaakt.

Op weg naar huis bedenk ik plots dat, wanneer je de vier punten die ik tijdens deze rit heb aangedaan, door middel van een lijn met elkaar zou verbinden je een perfect gevormd vlinderdasje te zien zou krijgen. Zou Elio Di Rupo dan toch over ons allemaal willen waken?

Geschreven op 8 oktober 2021
© Motoren & Toerisme