Tour of Tassie: de droom van elke oldtimerfanaat

Heb jij al eens gehoord van Tasmanië? Op dit eenzame eiland onder Australië vind je één van de best bewaarde geheimen in de wereld van klassieke motoren. Het evenement vindt elke twee jaar plaats en is beperkt tot slechts 120 rijders en hun machines, die voor 1970 gebouwd moeten zijn. De Tour of Tassie is tien dagen rijden. Dagtochten worden afgewisseld met een paar rustdagen voor onderhoud, sightseeing of gewoon gezellig samenzijn. De toer brengt ons 2.400 kilometer over bijna woestijnachtige, goed geasfalteerde wegen, door enkele van de mooiste en meest gevarieerde landschappen ter wereld.

De 7e editie van de rally, die van 3 tot 14 maart 2024 werd gehouden, was een instant succes. De 120 plaatsen waren meteen volgeboekt en alle deelnemers hadden hun inschrijfgeld van 350 dollar binnen de 41 minuten betaald … en dat een jaar voor het evenement plaatsvond! Tasmanië waar de Tour of Tassie plaatsvindt, is een hartvorming eiland onder Austalië dat ook wel bekend staat als ‘the Apple Isle’. De enorme fruitboomgaarden die in de 19de eeuw door Britse kolonisten werden aangeplant en die een belangrijk ingrediënt werden van de economische groei van het eiland, waren slechts het begin van de agrarische ontwikkeling van de kleinste en zuidelijkste staat van Australië. Tasmanië is ongeveer half zo groot als mijn geliefde Engeland en telt momenteel 576.000 inwoners. Dat is slechts één procent van de Engelse bevolking. Veel ruimte om je rustig leven te leiden dus, ook al woont 45 procent van hen in en rond de hoofdstad Hobart.

Mijn BSA 

De afgelopen vijftig jaar heb ik Australië regelmatig bezocht, maar ik schaam me bijna om toe te geven dat ik nog nooit in Tasmanië ben geweest. Totdat ik werd uitgenodigd om eregast te zijn bij de Tour of Tassie van dit jaar. Dat hield ook in dat ik een motor mocht lenen van een gulle plaatselijke liefhebber, Peter Bender. De nu gepensioneerde man was tot voor kort eigenaar van een zalmkwekerij, maar die werd verkocht om meer tijd te kunnen spenderen met zijn prachtige verzameling van ongeveer 60 klassieke Britse motorfietsen. Gezien alle deelnemers van de toer een machine van voor 1970 moeten hebben, bood Peter me vriendelijk een BSA Rocket 3 aan uit 1969. Geen oldtimer beter geschikt voor deze reis, want deze Rocket werd omgebouwd naar een elektrische starter!

Een 60-tal Britten en drie Italianen

Onder de 117 deelnemers waren er 28 BSA–rijders, meteen ook het best vertegenwoordigde Britse merk.

Op de tweede plaats kwamen Nortons met 18 inschrijvingen, en op de derde plaats nog eens 15 Triumphs, op de voet gevolgd door 13 Vincents (waaronder een paar Comet singles). Je kan het misschien al raden, maar dit evenement wordt georganiseerd door de British Motorcycle Club of Tasmania. Toch waren ook verschillende BMW's, Indians en Harleys aanwezig, en twee Nimbussen. Of moet ik Nimbi zeggen? De Italianen waren met z’n drietjes: een Moto Guzzi, een Ducati en Jordan Piovesana's mooie Gilera Saturno.

Vreemd genoeg waren er geen Hondas uit de jaren '60, maar er deden wel drie Japanse tweetakten mee - een YR1 Yamaha en een paar Suzuki's, waarbij de smetteloze T500 Titan van Stephen Cowburn, voor het eerst geregistreerd op 1 december 1969, nét oud genoeg was om mee te mogen rijden. De oudste machine op de inschrijvingslijst was de Norton Model 18 uit 1926. De eigenaar, Brendon McKay, was al even bewonderenswaardig als de motor. Hij was namelijk een van de negen rijders (in lichtblauwe WA outfits) die de zware 8.000 km lange reis vanuit West-Australië hadden gemaakt, om toch maar deel te kunnen nemen aan de Tour of Tassie. Ik kan nu al verklappen: de oude Norton heeft de hele rit uitgereden, al had de versnellingsbak wel wat hulp nodig van een plaatselijke liefhebber, Howard Burrows, die toevallig versnellingsbakonderdelen van een 98 jaar oude motorfiets op z’n schap had liggen. Zo gaat dat op een afgelegen eilandstaat van Australië, toch? De algehele betrouwbaarheid van deze vloot oldtimers was opmerkelijk, en dat sprak boekdelen over de aandacht die de deelnemers hadden besteed aan de voorbereiding van hun motor voor deze rit van 2.400 km. Slechts drie van de 117 deelnemers kregen te kampen met een ‘terminale mechanische ziekte’ (de Gilera, een BSA en een Triumph). Dat is bijna ongelofelijk, gezien het feit dat veel motoren meer dan 75 jaar oud waren.

Lawrence of Arabia

Met een lengte van ongeveer 320 km, van boven naar beneden en van links naar rechts, heeft Tassie veel ruimte om te rijden en een enorme verscheidenheid aan landschappen. Daar maakt onze route optimaal gebruik van. We startten in Ulverstone, aan de noordkust van het eiland op slechts 17 km van de veerbootterminal in Devonport, waar de meer dan 9 uur durende boottocht vanuit Victoria aanmeert. Op deze plek konden de rijders hun busje of trailer veilig achterlaten. Wie vanuit Hobart kwam, moest om aan de start te verschijnen wel een lange rit van 300 km naar het noorden maken. Ik dus ook. Het was de gelegenheid om mijn BSA – en de lokale wegen - wat beter te leren kennen. Peter leidde de weg op een Brough Superior uit 1937, met zeldzaam Bentley & Draper verend frame. Al snel werd duidelijk dat hij geen mietje was … hij leidde de vloot exotische motoren langs aquamarijn getinte meren en snelle, open wegen door de Central Highlands op een manier waarop Lawrence of Arabia trots geweest zou zijn. 

Deze aanloop naar de Rally zette meteen de toon voor een bijna idyllische twee weken, onderbroken door slechts twee regenachtige dagen. In feite is het klimaat van Tasmanië best Engels, maar dan het hele jaar door 5°C warmer. Zonder de verzengende zomerhitte zoals je die vindt op het vasteland van Australië. 

Schotland, maar dan zonnig!

Op de ochtend zondag 3 maart registreerden we ons in de Ulverstone Surf Club. Voor het vertrek op de 132 km lange acclimatisatierit door het binnenland naar Leven Canyon Lookout, door een landschap dat wat wegheeft van Schotland op een zonnige dag, kregen we een briefing van de voorzitter van deze rally: Gary Smith. Zijn eigen BSA B31/33 special uit 1951 heeft nokkenassen van een Gold Star, en die motor bleek nadien snel genoeg om Gary een plaatsje te verzekeren bij elke stop onderweg.

Alles mag, niets moet

En dat brengt me bij een eerste onmiskenbare aantrekkingskracht van de Tour of Tassie. De USP is dat de rit vlekkeloos georganiseerd is door Gary en zijn bende, maar zonder dat dat al te duidelijk is. De enige verplichting is dat je ’s ochtends Gary's dagelijkse briefing bijwoont, om op de hoogte te blijven van eventuele routewijzigingen door wegwerkzaamheden. Daarna ben je vrij om te gaan en staan waar je wilt, te rijden aan het tempo dat je zelf kiest en om te genieten van de goed geasfalteerde schilderachtige wegen. Je hoeft geen deadlines te halen of evenementen bij te wonen. Er zijn optionele lunches voorzien in de afgelegen gebieden, waarvoor je van tevoren een kaartje kunt kopen. Je kan dus gewoon op je eigen tempo genieten van de rit door het prachtige landschap, met een paar vrienden of alleen. Het hele evenement verliep soepel en nauwkeurig, met duidelijk zichtbare wegaanwijzingen die elke ochtend door hoofdmarshal John Rook werden uitgezet. Die borden dienden als aanvulling op de zeer complete dagelijkse routekaart in het 52 pagina's tellende roadbook van secretaris Chris Owens. Daarin vond je alles wat je moest weten over de route van die dag, inclusief de tankstations en rustplaatsen. Twee takelwagens volgden de hele reis, maar werden gelukkig weinig gebruikt. Een vrachtwagen, bestuurd door George en Wim, haalde elke dag onze bagage op en bracht die naar de volgende accommodatie. Het hele evenement liep op rolletjes.

Tasmaanse duivel

Op dag 2 maakten we een volle dagtocht van 170 km naar Sheffield en Mole Creek, waar de meesten van ons stopten voor een massale BBQ-lunch in de tuin van het plaatselijke hotel. Op deze plek werd voor het laatst een Tasmaanse tijger gezien. Dit vleesetende buideldier was ongeveer zo groot als een hond en had strepen op zijn rug, maar is eind vorige eeuw uitgestorven. In het hotel is een (nogal schurftig uitziende) vacht van het dier bewaard gebleven. Als er één verontrustend ding me bijblijft van mijn tijd op Tassie, is het de enorme hoeveelheid dode dieren die op de wegen liggen. De eilandstaat is dichter bevolkt met dieren dan het vasteland van Australië. Als je hier even rondrijdt vallen al gauw de overvloedige kadavers van dode wallaby’s, vogelbekdieren, wombats, egels en zelfs de zeldzame Tasmaanse duivels op. Het is best ontzettend, totdat je er min of meer aan gewend raakt. Net als op het vasteland van Australië loont het om hier vanaf een uur voor zonsondergang niet meer rond te rijden met een motor.

Na het tijgerspotten stelde mijn Vincent Comet-rijdende kamergenoot Bill Overeem, een van de zes leden van het comité, voor om terug te keren naar Sheffield. In mijn haast om de fantastische reeks oldtimers van mijn mede-rijders te bewonderen, had ik deze ochtend de belangrijkste attractie van het kleine (1.600 inwoners) zuivelstadje over het hoofd gezien: de fantastische reeks van meer dan 60 muurschilderingen die de muren van ongeveer de helft van de gebouwen bedekken. De muurschilderingen beelden voornamelijk de rijke geschiedenis en de prachtige natuur van het gebied af en trekken jaarlijks meer dan 200.000 mensen naar de stad.. Sheffield belichaamt de energie en inventiviteit die alom aanwezig lijkt in Tassie, en ook de veiligheid. Bill stond erop dat we onze helmen en jassen over de motoren mochten laten hangen terwijl we door de stad wandelden om de muurschilderingen te bekijken. 90 minuten later bleek hij gelijk te hebben!

Strafkolonie

De volgende dag hadden we een lange rit van 266 km naar het zuiden naar het havenstadje Strahan, onze uitvalsbasis voor twee dagen. Wie zin had kon een uitstapje maken naar Reece Dam, het eerste hydro-elektrische project in Australië. Ik koos voor een boottochtje op de Gordon River, langs Macquarie Harbour. Daar kwamen we voor het eerst in aanraking met Tasmanië’s verleden als strafkolonie. Sarah’s Island is een afgelegen strafinstelling, waar vanaf 1822 veroordeelden naartoe werden gestuurd door de Britse regering. Ongeveer 80.000 gevangen werden afgevoerd naar “Van Diemen’s Land”, zoals Tasmanië toen genoemd, voordat de gruwelijke praktijk in 1853 ophield te bestaan. Twee jaar later kreeg Tasmanië zijn nieuwe naam. Een heerlijke zalm op de BBQ aan het strand van de haven was het tegengif voor dit luguber stukje geschiedenis.

Daarna volgde de langste en mooiste dagtocht van 300 km naar Hobart. Eerst klommen we zachtjes omhoog naar Queenstown. In dit voormalig mijnstadje, omringd door kale bergen met ongewone roze en grijze tinten, werd tot 2014 goud, zilver en kuiper gedolven. Daarna namen we de Lyell Highway naar Hobart via de dramatische West Coast bergketen naar Derwent Bridge. Net daar voorbij ligt de fenomenale “The Wall in the Wilderness” (www.thewalltasmania.com.au) waar beeldhouwer Greg Duncan sinds 1995 een vlak reliëf van 100 bij 3 meter van ontdekkingsreizigers en bosjesmannen in “Huon pine” – een lokale soort conifeer - hakt. Het kunstwerk wordt hier weleens de Sixtijnse Kapel in hout genoemd. En dit in “the middle of nowhere”, knap!

Op zondag 10 maart gaven we onze motoren terug de sporen. We reden 121 km rond de grote baai van Hobart naar Port Arthur, de grootste en best bewaarde strafkolonie in Australië. Als je eromheen loopt is de schaal van de plek werkelijk adembenemend. Het is een levendige herinnering aan hoe wreed onze voorouders waren. 

Australische wijnen op hun best

De volgende twee dagen bestonden uit een schilderachtige tocht van 458 km langs de oostkust van Tasmanië naar Launceston, de tweede stad van Tasmanië, met een overnachting in Bicheno, een vissershaven waar de fish and chips rijkelijk over de toonbank gingen. De volgende dag passeerden we een keten van prachtige lagunes om vervolgens een koffiepauze in te lassen in de bruisende badplaats St. Helens. Onze lunch namen we in de Weldborough Inn, die dateert uit 1876.  Dit historisch restaurantje ligt aan de voet van het Blue Tier mountainbikeparcours naar Derby leidt, de Moab van Tasmanië. Deze symbolische toegangspoort brengt je naar het walhalla voor motorrijders. Kronkelende wegen brachten ons naar Targa en daarna naar Launceston. Onderweg stopten we voor een wijnproeverij bij Devil’s Corner. Want wist je dat Tasmanië een van de eerste delen van Australië was waar wijnstokken werden geplant? De Tasmaanse stekken werden later gebruikt voor de eerste wijngaarden in Victoria en Zuid-Australië. Omdat Tasmanië zuidelijker ligt en opmerkelijk koeler is dan de rest van Australië, zijn de wijnen ook beduidend anders. De regio verbouwt voornamelijk pinot noir, chardonnay en sauvignon blanc, en de opwarming van de aarde heeft positieve gevolgen voor de lokale wijnindustrie, zo zouden de druiven vollediger kunnen rijpen en nog lekkerdere wijn produceren.

Afsluiter van formaat

Daarna kwam wat ik achteraf met gerust hart mijn favoriete rijdag mag noemen. Een 220 kilometer lange lus bracht ons door de Highlands en delen van de Great Western Tiers bergketen, rond het grootste meer van Lake District. ’s Nachts heeft mijn BSA triple een oplapbeurtje gekregen, zo was hij in prima conditie voor een rondje op het Longford Circuit, een supersnel parcours dat in de fifties en sixties het toneel werd van de Australische GP. Het ronderecord werd in 1968 gevestigd door de Nieuw-Zeelandse Chris Amon in een Ferrari 350P4. Hij haalde toen een gemiddelde snelheid van 195 km/u. Geen circuit voor broekschijters dus, en dat bewees mijn rondje op de Rocket 3 ook wel.

Daarna liep een prachtig geasfalteerde weg verder langs drie kanten van het meer, voordat hij afdaalde naar Deloraine, een stadje waar de glasheldere Meander-rivier doorheen stroomt. De cafés hier zijn geweldig, en doorgaans hebben alle Tasmaanse cafés ook lekker eten. De prijzen zijn voor bijna alles lager dan op het vasteland, waarschijnlijk omdat dit niet zo'n welvarende staat is als NSW of Victoria. Onze laatste dagrit bracht ons van Launceston naar Devonport. Een klein omweggetje bracht ons voorbij een weelderig en groen bebost landschap om U tegen te zeggen. ’s Avonds zaten we met z’n allen aan tafel: een gepast en liefdevol afscheid van ongeveer 116 nieuwe vrienden.

Vaut le voyage

“Qua oldtimerrally's wordt het niet beter dan dit,” had Jim Scaysbrook tegen me gezegd tijdens een biertje in Hobart. En weet je wat: hij heeft gelijk. De organisatie heeft zonder meer fantastisch werk geleverd. Werkelijk alles liep van een leien dakje, maar ze hadden natuurlijk al zes keer kunnen oefenen. Dit kleinschalige event bewandelt de moeilijke grens tussen efficiënt en officieus, met een warme, gezellig ervaring als eindresultaat.

“Tasmanië is gewoon het meest fantastische motorland, met prachtige wegen die goed onderhouden zijn, met heel weinig verkeer en zeer motorbewuste chauffeurs - als je achter iemand komt, gaan ze aan de kant en laten ze je passeren,” zegt Nick Jeffrey, een mede-Brit uit Buckinghamshire die dit jaar zijn derde Tour of Tassie reed. “Het land is prachtig, met een grote verscheidenheid aan landschappen in een relatief kleine ruimte. Je ontmoet hier ook zo'n diverse selectie mensen, terwijl iedereen zo vriendelijk, gastvrij en aardig is. Ja, het is lang op het vliegtuig vanuit Europa, maar het is de tijd en kosten absoluut waard. Vaut le voyage, zoals ze in de Michelingids zeggen!”

Daar ben ik het mee eens.

Tekst: Alan Cathcart - MVC

Foto's: AC Archives and Jim Scaysbrook

Geschreven op 17 januari 2025
© Motoren & Toerisme