Van de 11e etappe van de Tour de France 2021, die op woensdag 7 juli plaats vindt, is op voorhand al geweten dat ze de geschiedenisboeken ingaat. Niet zozeer omwille van het onuitgegeven traject Sorgues-Malaucène. Maar veeleer vanwege de Mont-Ventoux, die niet één- maar tweemaal moet overwonnen worden. Als er ooit 100% zeker geweten was, van een bepaalde col, dat hij scherprechter zou worden in een Tour-rit, dan is het wel van de Mont-Ventoux in deze 11e etappe van 2021.
Rond de Mont-Ventoux hangt al eeuwen een zekere mystiek. Pas in de 14e eeuw zou de Ventoux voor het eerst beklommen zijn en dat door de Italiaanse poëet Petrarca. De eenzame berg, al maakt hij wel degelijk deel uit van een massief – dat van de Monts de Vaucluse – is bij helder weer van ver zichtbaar. Daardoor oogt hij hoger dan hij in werkelijkheid is, wat z’n Franse bijnaam ‘Le géant du Provence’(de Reus van de Provence), verklaart.
De Ventoux vormt op zich een soort van mini-massief, waarvan de flanken zich over een lengte van 25 km van west naar oost en 15 km van noord naar zuid uitstrekken. De pashoogte, zeg maar de top van de Ventoux, ligt op 1.910 meter. Het bovenste gedeelte van de berg bestaat uit kalksteen , dat hem z’n witte kleur geeft, wat van veraf weleens op sneeuw gaat lijken.
Straffe etappe
De 11e rit in de Tour de France 2021 begint met de twee col(letje)s van vierde categorie: de Côte de Fontaine-de-Vaucluse en de Côte-de-Gordes (genoemd naar het prachtige village perché). Maar dat zijn slechts de opwarmertjes. Met de Col de la Liguière (1e cat.) begint het betere klimwerk. Daarna volgt een korte afdaling naar Sault, dat op 750 meter hoogte ligt. Het plateau fungeert als springplank voor de eerste beklimming van de Mont-Ventoux. Die is 22 km lang met een gemiddeld stijgingspercentage van 5,1%. Het venijn zit ‘m, zoals zo vaak bij bergritten, in de staart. De laatste 1,5 km bedraagt het gemiddeld stijgingspercentage 9,5%.
De dubbele beklimming van de Ventoux zou ook weleens in het voordeel van de snelle dalers kunnen spelen. De Fransmans Lucien Aimar – eindwinnaar van de Tour 1966 – gold eind jaren ’60 als de beste daler van het peloton. In de afdaling van de Ventoux in de (noodlottige) 13e etappe – van Marseille naar Carpentras (waarin de Brit Tom Simpson het leven liet) – zou hij een topsnelheid van 140 km/u bereikt hebben. Dat beweerde de nu 80-jarige Aimar althans zelf in de recente Hors Série Mont-Ventoux van de Franse sportkrant L’Equipe.
En dan wacht de renners uiteraard nog een tweede bestorming van de winderige berg. Die is korter (15,7 km) maar steiler (8,8%).
Belgische successen
Slechts één Belgische renner kon op de top van de Mont-Ventoux zegevieren. Dat was, hoe kan het ook anders, Eddy Merckx (Faemino-Faema) die in 1970 de 7E rit, tussen Gap en de Mont-Ventoux op z’n naam schreef. Vier jaar later won z’n ploegmaat bij Molteni Jos Spruyt de rit Savines-le-Lac en Orange, waarin de beklimming van de Mont-Ventoux vervat zat. Het was toen echter de Spanjaard Gonzalo Aja (Kas) die als eerste de top zou bereiken.
De laatste maal dat de Mont-Ventoux in het roadbook van de Tour zat, dateert alweer uit 2016. Vijf jaar geleden, tijdens de rit die vanuit Montpellier vertrok, had Oost-Vlaming Thomas De Gendt (Lotto-Soudal) een superdag en klopte landgenoot Serge Pauwels (Dimension Data) in de strijd om de prestigieuze ritzege. Maar de felle mistral maakte een aankomst op de top onmogelijk. Tour-organisator ASO improviseerde dan maar in allerijl een aankomst aan het Chalet Reynard, dat op een hoogte van 1.417 meter ligt. De Gendt was op de Franse nationale feestdag dus wel de sterkste op de flanken van de Mont-Ventoux, maar niet op de top…