Vaandeldragers van de sporttoerders

Toen ik ongeveer twintig jaar geleden als motorjournalist begon, waren het de hoogdagen van de sporttoerders. Trails waren toen nog relatief logge machines met te weinig power om echt te begeesteren. En de echte ‘buikschuivers’ werden stilaan zo extreem dat er mee op reis gaan een zeker mate van masochisme vereiste. De sporttoerders nestelden zich mooi in het knusse gat tussen die extremen.

Sindsdien hebben de hoogpoters alle andere reismotoren wat uit de markt geduwd, zeker ook de sporttoerders. Toch zijn er gelukkig nog een aantal vaandeldragers van het segment, met als voortrekker de Kawasaki Ninja 1000SX, als ouwe getrouwe de BM R 1250 RS – die de esthetisch ongelukkige R 1200 ST moet doen vergeten, en de relatief nieuwe Suzuki GSX-S1000GT. Maar welke van de drie is de beste? Daarvoor trokken we op tweedaagse naar Clervaux en de prachtige stuurwegen in Luxemburg, die op het lijf van dit drietal geschreven zijn. 

Twee tegen een

Eigenlijk is deze driestrijd welbeschouwd een gevecht van twee tegen een. De twee Japanse viercilinders van erg gelijkaardige snit staan tegenover Beiers boxergexeld dat sowieso een andere rijervaring biedt. Toch zijn ook de vierpitters erg verschillend. De Suzuki pikt wat vroeger en krachtiger op en voelt over de hele lijn wat hongeriger aan dan de Ninja. Een belangrijk aspect in dat gevoel is de wel erg directe gasrespons die dat nog versterkt. Bij de F-voorganger was dat nog echt on/off, maar mede dankzij de nieuwe elektronica en rijmodi valt het gevoel nu net aan de goede kant en is lekker assertief de manier waarop ik het zou omschrijven.

De Kawa lijkt daardoor een tikje slomer, maar anderzijds is hij wel fijner doseerbaar en soepeler op het gas, en ook nog steeds ruim snel genoeg in alle omstandigheden. De Beemer heeft een wat lange slag op het gas, maar pikt onderin zoals je het van een boxer mag verwachten erg krachtig op om in de eindsprint wat toe te geven. Toch neigt mijn voorkeur in dit soort motoren naar een spinnende of huilende vierpitter.

Achterop

De Beemer is 17 kilogram zwaarder dan het lichtgewicht in deze test, de Suzuki. De Kawa nestelt zich daar mooi tussenin. Tel daarbij nog eens dat de RS een wielbasis heeft die ruim langer is dan die van de concurrenten en dan mag je je aan een iets loggere machine verwachten.

Stapvoets en bij traag rijden is dat ook het geval. Eens de snelheid de hoogte in gaat wordt het gelukkig een heel ander verhaal. Dan ontpopt de RS zich als een scherp sturende machine, die met z’n superieure elektronische vering oneffenheden wegmasseert en überstabiel door bochten knalt. Het dynamische ESA regelt zowel de demping als veervoorspanning automatisch. Ik verkies daarbij de dynamic stand omdat die merkbaar strakker is, in road kan er bij opeenvolgende hobbels toch wat deining ontstaan, maar dat is met het oog op comfort met bijvoorbeeld een passagier zeker te verdedigen.

De Kawasaki kan op momenten dat het echt hard gaat het beste volgen, want ondanks dat die het doet met klassieke, manueel instelbare vering, blinkt hij wel uit met een mooie balans tussen comfort en sportiviteit. De SX is nooit de lichtst insturende motorfiets geweest, maar hij laat zich wel mooi neutraal mennen. Bij de oneffenheden in de Belgische Ardennen kan hij niet tippen aan de BMW, maar alvast in Luxemburg heb je daar niet zo veel last van en pik je moeiteloos aan. De Suzuki hinkt hierbij wat achterop. Bij het insturen moet je veel nadrukkelijker druk geven op de stuurhelften en die druk moet je doorheen de bocht ook wat aanhouden om de perfecte lijn te volgen. Dat voelt bij een overstap van de twee andere machines onwennig aan. Naarmate de banden opwarmen neemt dat gevoel wat af, maar helemaal neutraal wordt het sturen jammer genoeg nooit. Ook het filteren van oneffenheden gebeurt met meer tegenzin en daar gaat het algehele comfort onder lijden. In samenspel met het erg compacte duozadel lijkt de Soes dan ook het minst geschikt om met een passagier op stap te gaan.

Kawasaki Ninja 1000 SX
Motor: vloeistofgekoelde viercilinder lijnmotor viertakt
CI: 1.043 cc
Rijklaar gewicht: 235kg
Vanaf: € 15.249,00
BMW R 1250 RS
Motor: vloeistofgekoelde tweecilinder boxer viertakt
CI: 1.254 cc
Rijklaar gewicht: 243kg
Vanaf: € 16.640,00

Harder knijpen

Eenzelfde rangschikking kan ik opmpaken voor de remmenwinkel. De BMW komt daarbij het meest fijnbesnaard en het krachtigste uit de hoek, terwijl de Kawa hem op een haar na volgt, waarbij opvalt dat diens achterrem ook verrassend goed en fijn doseerbaar is. Dat kan zeker bij het snellere werk of in berggebied helpen om gecontroleerd aan te remmen en het geheel in balans te brengen.

De Soes doet het beduidend minder, want je moet harder knijpen en krijgt minder feedback van de ankers. Op zich voldoen ze gelukkig wel ruimschoots. Dat geldt ook voor de quickshifter, die bij beide Japanners vergelijkbaar en erg vlot werkt. Het zijn beiden voorbeelden van hoe het moet en ze zullen zelfs non-believers overtuigen van het nut. Naar minder goede gewoonte reageert de dikke boxer in de onderste versnellingen wat nukkiger op kwieke gangwissels.

Suzuki GSX-S1000GT
Motor: vloeistofgekoelde viercilinder lijnmotor viertakt
CI: 999 cc
Rijklaar gewicht: 226kg
Vanaf: € 14.299,00

Ninja rules

Met deze drie vaandeldragers staat het sporttoersegment er weer helemaal en wie graag comfortabel en snel reist kan op beide oren slapen. De toekomst met een lichtere R 1300 RS, die er meer dan waarschijnlijk wel zal komen, lijkt ook verzekerd. Ondertussen is vooral de keuze tussen de bestaande RS en de Kawasaki aan de orde. De Soes tapt immers uit quasi exact hetzelfde vaatje als de Ninja, maar doet dat overall toch een stuk minder goed. Hij oogt origineler, is iets goedkoper ( € 14.299,00) en voelt wat krachtiger aan, maar op alle andere domeinen moet hij toch de duimen leggen tegen de beter uitgebalanceerde Kawasaki (€ 15.249,00). Die Ninja komt dan ook in de clinch met de BMW, die een vanafprijs heeft die nog eens ruim duizend euro hoger ligt. Wil je de Duitse extra’s zoals het ESA, die zeker qua rijgedrag en comfort het verschil kunnen maken, dan moet je daar toch nog enkele duizendjes bijtellen en dan helt voor mij de balans over naar de fraaie en pittige viercilinder, die je snoeihard, maar wel perfect vertrouwenwekkend overal heen brengt. Maar als de kelderkracht van een boxer meer je ding is en de afwerking nog net iets hoger mag, hou ik je zeker niet tegen.

De volledige versie van deze vergelijkingstest lees je in Motoren & Toerisme van de maand juli. Verkrijgbaar via www.tijdschriftenwinkel.be

 

Tekst: Tom Vander Sande – Foto’s: Bob Van Mol

Geschreven op 9 juli 2024
© Motoren & Toerisme