Toeteren, gut ja, die renners hebben immers geen achteruitkijkspiegels. En reageren sterker op auditieve signalen. Enfin, hopen we toch. Met het hart half in de keel vliegen we de renners tegen 160 per uur toeterend voorbij op het fietspad. Zo’n vijfhonderd meter verder rijden er nog twee die blijkbaar uit de groep ontsnapt zijn. De eerste ontsnapping, maar aan die snelheid is het een beetje moeilijk om te zien wie het zijn. Vijfhonderd meter verder staan de toeschouwers in dichte drommen rond de bocht gedrapeerd. Gas toe, stevig afremmen (met dank aan Brembo) en we draaien eigenlijk nog iets te snel de negentig graden naar rechts de Torhoutsesteenweg op. Tjongetjonge, ’t is niet zo simpel als het eruitziet., dat koersbegeleiden. Rijtechnisch valt het best mee, al vraagt het uiteraard een minimum aan rijvaardigheid, maar het moeilijkste is inschatten hoe de renners gaan reageren. Die rijden zo een beetje waar het hen uitkomt en trachten daarbij zoveel mogelijk voordeel uit de windrichting te halen. Alleen weet jij met je 70 pk onder je kont niet altijd wat dat precies in de praktijk gaat opleveren.
Oostende en de kust liggen achter ons, we zijn bijna 50 kilometer weg, de wielrenners zijn in volle vorm. De gemiddelde snelheid ligt een stuk boven de veertig kilometer er uur, en dat voelen ook wij. Even later zijn we terug in uitgangspositie, achter de auto met de rode vlag. Een paar kilometer achter ons houdt de eerste renner, ene Javier Pascual Rodriguez, het voor bekeken. Heeft zich blijkbaar verkeken op het enorm hoge tempo dat wordt aangehouden. Hij mag plaatsnemen in de bus die het rijdende circus helemaal als laatste volgt. Hoed af voor de buschauffeur. De man kan op geen stukken na de bochtensnelheid van een wielrenner halen, wat betekent dat remmen en accelereren als een gek aan de orde van de dag zijn. Het zou me trouwens ook helemaal niet verbazen als opgevers als na een paar kilometers hotsen en botsen in die bus stilletjes gaan wensen dat ze toch maar op hun fiets waren blijven zitten.