Evidentie
Laten we vooreerst wat evidente zaken scherp stellen zodat we daar vanaf zijn en naar het (reis)gevoel kunnen kijken. De potente boxer van BMW behoeft geen introductie meer. Kort gezegd is hij een indrukwekkende koppelbeer, die altijd aangenaam grommend klaarstaat om eender welke taak aan te vatten, al dan niet met passagier en een berg bagage. Triumph stelt daar een nog sterkere afgeleide driecilinder uit de Speed Triple tegenover, met 150 pk en duidelijk meer top-endvermogen. Kortom, de BMW pikt wat sneller op en de Tiger trekt duidelijk langer door, maar gelijkwaardige piloten zullen elkaar niet zo heel veel ontlopen op de openbare weg, als dat al de bedoeling zou zijn. Feit is wel dat de Tiger wat nerveuzer aanvoelt en iets nadrukkelijker en hoogfrequenter trilt. Af en toe, na een lange dag, begon dat wat te storen, terwijl dit bij de Duitser niet het geval is. Die nervositeit en het hogere topvermogen van de Brit resulteren merkwaardig genoeg niet in een grotere dorst. Over heel de reis klokte de GS af op 6,7 liter gemiddeld, en de Tiger op 6,6, terwijl die nog heel wat minder kilometers op de teller had en dus nog wat kon winnen. Het zegt overigens ook iets over onze sportieve intenties, want in het verleden hebben we al veel soberdere gemiddeldes opgetekend bij testritten met een 1.250 cc boxer. De remmen werden door beide producenten ingeslagen bij Brembo en zijn boven elke verdenking verheven.
Lees de volledige versie van deze vergelijkingstest in Motoren & Toerisme 4-2022 die vanaf 14 juli in de winkel ligt.