Vergelijkingstest: Ducati Monster – Kawasaki Z900 – Honda CB1000R

Een nieuwe zomer, een nieuwe eindbalans. Vorig jaar testten we vijf verschillende nakeds in de koningsklasse, ditmaal maken we kennis met twee nieuwkomers en mag de Kawasaki Z900 als referentie van verleden jaar aansluiten. Het is een vergelijk waarin het woord ‘slecht’ niet voorkomt en waar persoonlijke voorkeuren en details de uitkomst bepalen.

Tekst: Charly de Kinderen

Foto’s: Mike Van Cleven (straat) & Marc Bossiroy (circuit)

 

De opvallendste nieuwkomer is natuurlijk de Ducati Monster, ongetwijfeld één van de meest besproken motoren van 2021 omwille van bepaalde ontwerpkeuzes. Daarnaast zetten we de Honda CB1000R, die een lichte make-over onderging om terug aan te sluiten bij de rest. En omdat drie gezelliger is dan twee, nemen we de Kawasaki Z900 nog eens mee op stap. Met zomerse temperaturen van dertig graden en meer trekken we naar de Ardennen, om uiteindelijk af te sluiten op het circuit van Jules Tacheny in Mettet. Het zijn de ideale omstandigheden voor deze motoren. Anders dan de pk-monsters met om en bij de tweehonderd paarden, hebben ze geen moeite om zich te hier beheersen. Ze tikken speelsgewijs elke bocht aan, terwijl ze toch voldoende vermogen aan boord hebben om onder alle omstandigheden te flirten met de legaliteit.

Breken met het verleden

Er was veel te doen rond de ontwerpkeuzes die de Italianen – of misschien eerder de Duitsers volgens  sommigen ­– bij de Monster hebben doorgevoerd. Het buizenframe werd zonder verpinken overboord gegooid en ook het motorblok nam een frisse start. Ik begrijp en respecteer de waarde van tradities, maar in dit specifieke geval ben ik er minder gevoelig voor omdat ik nooit een Monster heb gehad. Als radicale wijzigingen de rijeigenschappen van de motor ten goede komen, dan zie ik geen redenen om te twijfelen. Maar ik heb me niet al te zeer in deze discussie verdiept omdat ik neutraal wil oordelen over de nieuwe Monster. De mannen van Honda daarentegen zijn minder drastisch te werk gegaan en een spelletje ‘zoek de zeven verschillen’ is toepasselijk. Nieuwe velgen en enkele afdekonderdelen zijn lichtjes hertekend, samen met het voorlicht dat nog steeds die neo-retro uitstraling heeft. Het is en blijft een indrukwekkende verschijning, die door iedereen gesmaakt wordt. Op geen enkele vlak slaat de CB1000R de plank mis en elk onderdeel is met de nodige zorg afgewerkt. De Z900 ademt nog steeds de Sugomi-styling van Kawasaki en heeft geen wijzigingen nodig om zijn plekje in dit rijtje te behouden. Het groene frame steekt fantastisch af tegen de matzwarte hoofdkleur. Een favoriet kiezen uit deze drie als het aankomt op uiterlijk, is aartsmoeilijk. Normaal kan de schreeuwerig lichaamstaal van Kawasaki me op het eerste gezicht zelden bekoren, maar ik ben steevast onder de  indruk eenmaal ik onderweg ben met één van deze groene beesten. En dat is deze keer niet anders. Het rijdersperspectief is indrukwekkend als je naar de scherpe lijnen van de tank kijkt. Niet voor niets is deze machine de keuze van Batman. Waar de Z900 nog discussies op gang trekt, draagt de CB1000R de voorkeur van de neutrale toeschouwer weg. Minstens even indrukwekkend, met zijn enkelzijdige achterbrug en dikke sloffen, maar net iets minder gewaagd dan de Kawa. De Ducati bengelt ergens tussenin en is anoniemer dan voordien. De Italiaan lijkt inspiratie te hebben gehaald bij zijn Oostenrijkse alpenbuur. Spuit de motor oranje, verander het voorlicht, en hij lijkt uit een andere fabriek gerold. Lang verhaal kort: de drie motoren zien er fantastisch uit en echte missers zijn er niet.

De volledige versie van deze test lees je in het julinummer van Motoren & Toerisme dat vanaf donderdag 15 juli in de winkel ligt.

Geschreven op 13 juli 2021
© Motoren & Toerisme