Vandaag verlaten de deelnemers aan deze 104e editie van de Giro d'Italia heel even de laars. Vanuit Verbania (in Piemonte) gaat het noordwaarts richting Zwitserland. Eenmaal op Zwitserse bodem wacht hen al vlug de eerste beklimming van de dag, de Passo San Bernardino. Deze bergpas verbindt de Valle Mesolcina met het Hinterreinthal. Die laatste naam is niet toevallig gekozen want de San Bernardino maakt deel uit van de Europese Waterscheiding. Aan de noordzijde van de berg bevindt zich dus het stroomgebied van de Rijn, aan de zuidkant begint dat van de Po.
De Giro-renners beginnen aan hun beklimming van de Passo San Bernardino in Soazza. Dat plaats ligt op een hoogte van 593 meter. Vandaar gaat het 23,7 kilometer lang omhoog, tot aan de pashoogte van 2065 meter. In totaal worden er dus 1517 hoogtemeters overbrugd. Dat zorgt voor een gemiddeld stijgingspercentage van 6,2% en dat ondanks uitschieters tot 12%. Het (relatief) lage gemiddelde is te danken aan een lichte daling van zo'n 2 km, middenin de klim.