Secundaire onbalans.
Vanuit primair oogpunt gezien is de viercilinder dus een volmaakt concept. Helaas gaat dat niet op voor de secundaire onbalans. Zoals je in het artikel over eencilinders hebt kunnen lezen, is secundaire onbalans de trilling die ontstaat doordat de drijfstang bij het verdraaien van de krukas schuin gaat staan en dan weer recht, tweemaal per krukasomwenteling. Die scheefstand zorgt dat de verticale afstand tussen de zuiger en de kruktap tweemaal per omwenteling korter en weer langer wordt. Er vindt dus tweemaal per omwenteling een extra versnelling en vertraging plaats. Voor versnellingen en vertragingen zijn krachten nodig. Helaas zijn die krachten van elke cilinder op het bovenste dode punt (BDP) en het ondertse dode punt (ODP) tegelijkertijd maximaal en zijn ze dezelfde kant op gericht, dus heffen ze elkaar niet op, ze versterken elkaar. Dat geeft hele fijne trillingen, die je vaak in de handvatten en in de voetsteunen voelt. Wil je dat opheffen, dan heb je een balansas nodig die tweemaal zo snel ronddraait als de krukas. Nog mooier is twee balansassen met elk het balanceergewicht, op gelijke afstand aan weerszijden van de krukas. Dan ontstaan er ook geen kantelmomenten.
Centre of Percussion
In 1998 kwam Yamaha met de Fazer 600. Die had geen secundaire balansas, maar het blok was dusdanig opgehangen dat de trillingen allemaal gecentreerd werden in een denkbeeldig punt onder het zadel: het zogenaamde ‘centre of percussion’. Aangezien je daar zelf niet zat, voelde je ze niet. Natuurlijk is een andere mogelijkheid om het motorblok in rubber te hangen. Dat gaat echter ten koste van de stijfheid van het rijwielgedeelte en van de directe gasreactie.
Crossplane
Er is nog een andere, mooiere manier om een viercilinder in balans te krijgen. Dat doet Yamaha met de R1. Die heeft een krukas waarvan de kruktappen elk 90° ten opzichte van elkaar zijn verzet. Daardoor bewegen de zuigers niet netjes twee aan twee en dat heeft nogal wat gevolgen. Bijvoorbeeld voor de primaire onbalans. We zien dan dat cilinders 1 en 4
180° ten opzichte van elkaar verdraaid zijn, als in een 180° twin. De onbalans van die twee cilinders heft elkaar dus op, net als die van cilinders 2 en 3. Geen primaire onbalans dus. Kijken we naar de secundaire onbalans, dan zien we dat cilinders 1 en 2 respectievelijk 3 en 4 90° ten opzichte van elkaar verschoven zijn. Dat betekent dat deze cilinderparen elkanders secundaire onbalans opheffen. Restonbalans: nihil. Daar staat tegenover dat de ontstekingsvolgorde zeer onregelmatig is geworden: 270°-180°-90°-180°, vergelijkbaar met een 90° V-4. Maar ook dat levert weer het voordeel van een gematigd Big-Bang principe op: een iets betere controle over het vermogen en een wat lagere bandenslijtage. En het geluid is natuurlijk helemaal fantastisch!
Driecilinders
Triumph gebruikt al jaren driecilindermotoren. Yamaha heeft sinds enkele jaren ook een prachtige driecilinder, de CP3 motor. Dat geeft een heel apart, ruig geluid vanwege de grote ontstekingsintervallen. Aangenomen dat de kruktappen bij een driecilinder gelijk verdeeld zijn, dus 120° ten opzichte van elkaar verdraaid, dan is er elke 240° een arbeidsslag. Wel regelmatig, maar met grote afstand van elkaar. Het wordt echter pas echt interessant als je naar de balans kijkt. Aangezien de beweging van de zuigers altijd 120° achter elkaar aanloopt, is er nooit een punt waar de beweging van de ene zuiger die van de andere zuiger opheft. Er zijn immers nooit twee zuigers gelijk in de tegenovergestelde dode punten. Dat zou ook niet goed zijn, want dan zou de derde cilinder juist onbalans veroorzaken. Je ziet pas wat er gebeurt als je de grafiek van de onbalans tekent: De onbalans volgt een sinus waarbij de fases elk 120° van elkaar verschillen. Je ziet dan dat voor elke hoek van de krukas geldt dat de onbalans van één zuiger even groot en tegengesteld is aan de onbalans van twee andere zuigers samen. Het geheel is dus altijd in balans.
Wanneer je naar de secundaire onbalans kijkt, zie je dat hetzelfde effect optreedt als bij de primaire onbalans: de secundaire onbalans mag dan tweemaal zo snel van richting wisselen, maar dat geldt voor alledrie de zuigers en ook dan blijkt het zo te zijn dat de som van alle onbalanskrachten bij elke stand van de krukas nul is. Goed gevonden!