Reisverhaal: Murcia, weg van de Costa

De ‘Costa Cálida’ is de 250 kilometer lange kustlijn van de Spaanse provincie Murcia. Je hoort het al, het is daar heet. En gezien ik niet hou van zweten op een zandstrand, huurde ik een motorfiets en ging ik op ontdekkingstocht in het binnenland van de provincie.

Mijn uitvalsbasis voor deze trip is San Pedro del Pinatar, een klein dorpje vlak aan de Middellandse Zee en de Mar Menor, de grootste zoutwaterlagune in Europa. Die lagune zorgt voor warm en ondiep water, wat het een geliefde vakantiebestemming maakt voor zonnekloppers aller aard. Vakantiewoningen tieren er welig en op de zandstranden is het over de koppen lopen. Niets voor mij, dus ik ga op zoek naar koelste plekken en de coolste wegen ernaartoe.

 

Dag 1: Murcia stad en de Serreta-grot

Smeltkroes

Mijn eerste bestemming is Murcia-stad, op zo’n 50 kilometer van San Pedro del Pinatar. Ik parkeer m’n Triumph Tiger 900 GT probleemloos in het centrum van de stad en ga te voet verder. De eclectische art-decogevel van de het El Real Casino de Murcia zuigt me naar binnen. Dit gebouw uit de vroege 20e eeuw huisvestte dus een Spaans ‘casino’, een ontmoetingsplek die werkte op lidmaatschapsbasis, waar heren destijds bijpraatten, boeken bespraken en kunst bewonderden. Vandaag kan je dit architecturaal hoogstandje zelf bewonderen, en dat is de moeite: van de binnenplaats met Moorse invloeden, de Engelse bibliotheek tot de balzaal met schitterende kandelaars.

Ik wandel verder voorbij de kathedraal van Murcia richting het water. De Rio de Segura snijdt zowel de regio als de stad Murcia doormidden. Op de Malecon-voetgangersbrug bewonder ik de boulevard aan het water. Mensen wandelen en lachen, een koppel voedert de eenden. Het is een charmant plekje, zo met de klokkentoren van de kathedraal op de achtergrond. Die is trouwens prachtig, maar opnieuw – en dat lijkt Murcia wat te typeren – eclectisch. De toren werd namelijk in fases gebouwd tussen 1521 en 1793, met stijlelementen uit de renaissance, het neoclassicisme, de barok én de rococo. Genoeg door de stad gewandeld nu, ik wil ik rijden. Liefst de natuur in.

 

Rotstekeningen

Ik laat RouteYou een route samenstellen van zo’n 40 kilometer tussen Murcia-stad en Cieza. Secundaire wegen langs de vele fruitgaarden, tussen bergen en voorbij waterbekkens. Het binnenland is ruig en droog, maar prachtig. Ik huurde een Triumph Tiger 900 GT, een wendbare en comfortabele allroad die me probleemloos over zowel de snelweg als het occasionele grindpad kan nemen. Dat bleek al gauw de juiste keuze voor dit deel van Spanje. Via de toeristische dienst van Cieza boekte ik een gegidste rondleiding door de Cueva de la Serreta, niet ver daarvandaan. De gids en ik spraken af aan de ingang van de grot, die ik bereik na een korte etappe op het onverhard. Het is wel even opletten: had er niet een bescheiden gebouwtje met informatieborden gestaan, dan was ik er zo voorbij gereden. Daarnaast ligt de ingang van de grot verscholen onder een massief stalen luik. Een steile, smalle trap neemt ons tientallen meters diep de grot in, die aan de andere kant uitloopt op de steile rotswand van de Almadenes-ravijn, op zo’n 50 meter boven de Segura.

Op deze onbereikbare en onwaarschijnlijk plek hebben zowaar mensen gewoond. In de grot werden restanten gevonden van een klein huisje, met amfora’s en voedingsresten uit de 3e eeuw na Christus. Spaans-Romeinse burgers zouden de grot gebruikt hebben om te schuilen tijdens een burgeroorlog. Hoe zij de grot bereikten toen die fijne stalen trap nog niet bestond, god mag het weten. Wat nog straffer is: nog ver voor de Romeinse tijd was er al leven in het Almadenes-ravijn. Je vindt er namelijk overal rotschilderingen uit het neolithicum, zo ook in de Serreta-grot. Op de muren zijn natuurscènes afgebeeld: de jacht, een hond … ik kijk mijn ogen uit. Ongelofelijk dat deze erfgoedparel verborgen ligt op maar enkele tientallen kilometers van de costa.

Dag 2: Sierra Espuña en Lorca

IJsfabriek

Vandaag staat er een prachtige rit op de planning. Dat weet ik omdat ik vorig jaar al eens in Murcia was. Toen bezocht ik natuurpark Sierra Espuña met een busje. Het park dankt zijn naam aan de 1.583 meter hoge piek van de Espuña, en de rit naar boven was toen al prachtig aan boord van dat busje. Kilometers aan bochten, met quasi geen verkeer … ik kon niet anders dan terugkeren met de motor. Dus vandaag is het mijn beurt: ik warm de Triumph op met een 75 kilometer lange snelwegrit naar Alhama de Murcia en dan begint de fun. De eerste bochten brengen me tot aan bezoekerscentrum Ricardo Codorníu, midden in het park. Ricardo was een bosbouwingenieur die zijn leven vanaf 1889 gewijd heeft aan het herbebossen van deze sierra. Dat hij slaagde in zijn opzet is een understatement. Het natuurpark is prachtig bebost en biedt een thuis voor steenarenden, berggeiten, wilde zwijnen en meer. Op de vele kilometers wandelpaden die het park doorkruisen kom je trouwens gegarandeerd dieren tegen. Alles wat je wil weten, van wandel- en fietsroutes tot info over de fauna en flora, ontdek je in het bezoekerscentrum.

Ik vervolg mijn beklimming langs vele kilometers haarspeldbochten tot het midden van het park. Het bereik op mijn smartphone valt weg, een goed teken. Op naar de Pozos de Nieve, de sneeuwputten. Ik parkeer mijn motor aan de kant en na vijf minuten stappen voel ik dat ik niet alleen ben. Een kleine groep berggeiten staat op enkele meters afstand te grazen. Aan de rand van het pad kom ik stoffelijke resten tegen van hun soortgenoten … Beter maar niet struikelen hier, zo zonder gsm-netwerk. Na een kleine 10 minuten wandelen duiken de eerste pozos op. De bouwwerkjes lijken zo uit Star Wars komen, maar deden in feite dienst als de eerste ijsfabriekjes in de 16e eeuw. Werkers propten de diepe pozos vol met sneeuw uit de bergen. Door slim met luchtlagen en zwaartekracht te werken vormde de sneeuw zich tot solide blokken ijs, dat in de warme maanden verkocht werd aan de bevolking van Cartagena en Murcia. Deze ijsbusiness bleef bestaan tot ver in de 19e eeuw en verzekerde stabiele werkgelegenheid voor de bergbewoners … tot de eerste ijsfabrieken nabij de steden ontstonden. Vandaag zijn enkele pozos gerestaureerd voor toeristen, andere liggen er nog steeds vervallen en overwoekerd bij. Ik wandel terug en begin aan mijn afdaling op de motor, die al even leuk blijkt als de klim. Op die hoogte krijg ik het zelfs even koud, zo met m’n doorwaaipakje aan. Wat een contrast met de hitte van waaruit ik vanmorgen vertrok.

De ijsfabriekjes van weleer.

Torenhoog

Vervolgens rij ik naar Lorca. Voor ik één van de grootste kastelen van Spanje ga bezoeken, het Castillo de Lorca, zoek ik nog wat verkoeling in de schaduw van de binnenstad. Fleurige gevels kleuren de straatjes van Lorca geel en oranje. Ik strijk neer op een terrasje op de Plaza de Espana, met uitzicht op de kapittelkerk van San Patricio. Heerlijk om even uit te puffen. Daarna volgt de rit naar boven, want zoals het een castillo betaamt ligt die van Lorca hoog op de heuvel, uitkijkend over de stad. De motor kan ik kwijt op een parking vlak buiten de kasteelmuren. Eenmaal binnen blijkt dat ik net op tijd ben om de Alfonsina-toren op te mogen. Elke verdieping van deze 13e-eeuwse toren herbergt een kleine tentoonstelling die je vertelt over haar geschiedenis en over koning Alfonso X de Wijze. Helemaal boven heb je een prachtig uitzicht over Lorca en de oude Joodse wijk met synagoge. Met die vista op m’n netvlies gebrand rij ik moe maar voldaan naar huis.

4X GOED OPLETTEN VOOR

1. gladde wegen

Doorgaans is het wegdek in Spanje in betere staat dan in België. Het asfalt dat in Murcia gebruikt wordt is echter wat gladder dan wat we gewoon zijn in ons land. Let dus goed op, zeker op rondpunten of wanneer het regent.

2.Spaanse chauffeurs

Men rijdt in Spanje minder gedisciplineerd dan in onze contreien. Auto’s veranderen van rijvak zonder richting aan te geven, snijden elkaar de pas af op rondpunten of gaans vol in de remmen op de snelweg. Rij dus defensief!

3. parkeerboetes

In Spanje mag je een motorfiets niet op de stoep parkeren. Ondergrondse parkeergarages zijn gelukkig goedkoop, en soms kom je op straat zelfs gratis motorparkeervakken tegen.

4. dieren

Honden en katten, eekhoorns en slangen: ik heb ze allemaal de weg zien oversteken. Zeker in en nabij natuurgebieden moet je goed uitkijken, vooral ’s ochtends vroeg en bij valavond.

Dag 3: Batería de Castillitos, Caratagena en Calblanque

Militair hoogtepunt

De Batería de Castillitos is nog zo’n bestemming waarvan de rit ernaartoe minstens even impressionant is als de bestemming zelf. Dit militair fort werd in de jaren 30 gebouwd op een 250 meter hoge rots aan de kust. Met kanonnen die tot wel 35 kilometer ver konden schieten, was het leger in staat de hele kustlijn tussen Cartagena en Mazzarón te verdedigen. De laatste militairen vertrokken er in 1997, en in 2009 werd begonnen met de restauratie van het fort en de barakken. Een kijkje waard? Ik dacht het wel.

Vanuit San Pedro del Pinatar rij ik zo’n anderhalf uur richting de batéria. Eerst binnendoor over verlaten asfaltwegen, tot de route me het laatste halfuur de bergen in voert over een kronkelend gravelpad. De uitzichten over de zee en de schepen zijn onwerelds. Eenmaal daar ben ik moederziel alleen. Je kan het fort helemaal te voet verkennen, van de kleinste uitkijkposten tot de gangetjes tussen de barakken. Het fort werd ontworpen als een middeleeuws kasteel, en daardoor voelt het behoorlijk akelig om er alleen rond te lopen. De twee gigantische kanonnen boven op het fort zijn de kers op deze intimiderende taart.

Carthago Nova

Ik rij terug naar beneden op zoek naar wat menselijk gezelschap om van dat kille gevoel af te raken. Dat gezelschap vind ik in Cartagena; één van de langst bewoonde steden in Spanje en al jarenlang de uitvalsbasis van de Spaanse marine. Al meer dan 2.500 jaar bouwt de ene cultuur hier boven op de andere, wat de stad tot een walhalla maakt voor archeologen en andere geschiedenisnerds. Ik ben er stiekem ook zo eentje, dus mijn eerste stop is het nationaal museum van onderwaterarcheologie. Je leert er alles over de archeologische vondsten aan de Spaanse kustlijn: van de Feniciërs over de Romeinen, tot een gezonken fregat van de Spaanse marine. En over bijzondere technieken die onderwaterarcheologen gebruiken om de geschiedenis terug tot leven te wekken.

Daarna ga ik op wandel door de stad. Die bruist van leven, hippe studentencafés en knappe historische gebouwen. Onder de Romeinen kende Cartagena, of Carthago Nova, haar hoogtepunt. De Romeinse sporen zijn dan ook niet op een hand te tellen: van het Romeins theater en het forum tot de vele kleinere musea met opgravingen zoals de Casa de la Fortuna (een huis uit de 1e eeuw n.Chr.) of het Augusteum (tempel voor keizer Augustus). Cartagena is één groot openluchtmuseum waar voortdurend nieuwe sporen ontdekt worden. Zo wordt er bijvoorbeeld al jaren gewerkt aan de opgraving van een amfitheater uit de 1e eeuw na Christus dat verstopt lag onder een arena voor stierengevechten. De onderzoekers weten hier letterlijk niet waar eerst te beginnen …

Op terugweg naar huis rijd ik langs de Playas de Calblanque. Een bekend natuurpark vol verlaten stranden, fossiele duinen en – als je op het juiste moment komt – zelfs babyzeeschildpadden. Voor de gemiddelde toerist zou de lange strandwandeling hier de perfecte afsluiter zijn van deze trip … maar voor deze motard was het de rit daarvandaan, dat laatste stukje Spaanse piste tussen de heuvels, met achter me de zon die wegzakt in de zee.

Eet als een Murciano

Uitgebreid gaan tafelen is in Spanje heel wat goedkoper dan in België. Voeg daarbij de nabijheid van de zee, de vele fruit- en groentetelers en de historische invloed van de Arabische wereld en je krijgt een heerlijke en unieke keuken. Bestel deze gerechten en je eet als een echte Murciano.

 

Voorgerecht: Pulpo al horno

Hoewel octopus op z’n Galicisch, met paprika, zeezout en aardappelen, een bekende Spaanse tapa is, zie je in Murcia vaker deze variant uit de oven op de kaart staan. Dit is een eenvoudig en eerlijk gerechtje, dat de octopus helemaal voor zichzelf laat spreken.

 

Hoofdgerecht: Arroz caldero

Dit rijstgerecht met vis kent zijn oorsprong in de 19e eeuw. Vissers rond de Mar Menor bereidden kleine visjes die niet geschikt waren om te verhandelen, zoals brasem, mul en poon, in een gietijzeren ketel (caldero) samen met rijst, tomaat, pepers en kruiden. Klinkt eenvoudig, maar wat is dit een verrassend smakelijk gerecht.

 

Dessert: Paparajotes

Wist je dat je ook de blaadjes van een citroenboom kan eten? Dit historische dessert kwam overgewaaid uit het Midden-Oosten. Citroenblaadjes worden in beslag gedipt en gefrituurd, om afgewerkt te worden met poedersuiker en kaneel. Heerlijk bij de koffie.

 

Slaapmutsje: Licor Cuarenta y Tres

Deze zoete Spaanse likeur met toetsen vanille en citrus wordt geproduceerd in Cartagena. Dé afsluiter van een heerlijke maaltijd. Wie maar geen genoeg kan krijgen van het zoete drankje kan zelfs het interactieve Experienca 43-museum bezoeken op zo’n 10 minuutjes van Cartagena.

 

Tekst en foto's: Maarten Van Caesbroeck

Geschreven op 29 oktober 2024
© Motoren & Toerisme