De weg door de vallei van Varaita leidt de volgende ochtend tot aan het begin van de Agnelpas, of Colle dell’Agnello. Ook deze pas ligt op de Frans-Italiaanse grens. Met een hoogte van 2.744 meter is dit de derde hoogste geasfalteerde pas in Europa, na de Stelviopas en de Col de l’Iseran – die maar enkele meters hoger zijn. Toch is deze pas veel minder bekend, en dat heeft zo zijn redenen. De weg is van goede kwaliteit, maar smal en er zijn niet overal vangrails. Mijn hoogtevrees steekt weer de kop op, maar de voldoening die ik gisteren smaakte op de Tendapas geeft mij de moed om verder te gaan. De boomgrens ligt al even achter mij. Enkele skiërs genieten nog van de laatste sneeuw. De weg wordt steeds smaller, mede door de hopen sneeuw die nog niet geruimd zijn. Mijn gps zegt dat ik nog één kilometer te gaan heb, maar ik rijd me letterlijk vast op een witte muur. De bulldozer staat er werkloos bij in het weekend en ook hier word ik getergd door de mededeling dat de weg tegen volgende week sneeuwvrij zal worden gemaakt. Frustrerend, maar het stemt ook nederig dat de natuur zijn grenzen stelt. Dit voelt als een onvoltooid avontuur, maar dat is niet erg. Tenslotte was de vallei, net als de beklimming, er eentje om niet snel te vergeten. RICHTING DE IJLE LUCHT In een zweverige modus laat ik de Mono afkoelen en de zwaartekracht zijn werk doen. Voordeel van gesloten bergpassen bezoeken, is dat er weinig verkeer is. Wie rijdt er nu naar boven als hij daarna langs dezelfde weg weer naar beneden moet? Ik rijd door de vallei naar het dorpje Sampeyre, ook de naam van de naburige pas. Hier hetzelfde verhaal: gesloten. Ik besluit om te rijden naar Colle Valcavera. In Demonte sla ik rechtsaf, na even daarvoor – raar maar waar – te zijn voorgelaten door een Ducati Panigale Superleggera. Al snel wordt duidelijk waarom de extreme sportmachine niet volgt: de wegen zijn ingesloten door bloemenvelden, met losse gravel. Dat dwingt ook mij tot een trager ritme, maar ik klaag niet. Moederziel alleen dwaal ik verder naar boven, richting de ijle lucht. Tot, jawel, een volgend nadarhek mij weerhoudt om de laatste kilometer te rijden. Ik zou er eenvoudig omheen kunnen rijden, met een kolonie marmotten als enige getuigen, maar braaf als ik ben zet ik mijn motor aan de kant en maak een korte wandeling door de velden. De rust die hier heerst is inspirerend en ik voel mij gezegend dat de Alpen in onze ‘achtertuin’ liggen.