Maar al deze treurigheid valt in het niets bij de waanzin die je op nauwelijks een paar honderd meter verder vindt: de smelterij in al haar perfide glorie. Het is voor mij, die de laatste 30 jaar regelmatig professioneel geconfronteerd is geweest met veiligheids en compliance audits, vooral in de farmaceutische industrie, totaal onbegrijpelijk hoe het mogelijk is dat dit bedrijf nog kan bestaan. Ik rij de fabriek ongestoord binnen via wat mij een personeelsingang lijkt. Ik kom uit op een doodlopende binnenplaats waar iemand mij komt vragen wat ik daar kom doen. Ik vraag of ik in de fabriek foto’s mag nemen waarop deze persoon mij vriendelijk maar dwingend laat weten dat ik de fabriek nu en terstond dien te verlaten. Wat ik ook met veel plezier doe. Je kan je echt niet voorstellen in welke mate de lucht in de omgeving daar vervuild is. En op een paar honderd meter van die fabriek leven en wonen een kleine 10.000 mensen. Maar ook in de omgeving is de natuur volledig verwoest. Tientallen kilometers in de omtrek zie je enkel kale toppen met omgewoelde rosbruine aarde waar nauwelijks iets groeit. Dit tart gewoon elke verbeelding. Het definitieve failliet van een systeem. Wij zijn deze aarde gewoon niet waard. Nikkel bewijst wel dat een absoluut dieptepunt ook een hoogtepunt kan zijn.
En Nikkel is dan nog maar één van de fabrieken in de omgeving, er zijn er nog. Bij de volgende fabriek, Zapolyarny, probeer ik om tot bij de mijn te geraken, maar aan de voet van een reusachtig talud staat een slagboom waar men mij, deze keer niet zo vriendelijk, verzoekt stante pede te verdwijnen.
Mijn hart bloedt nog steeds, maar nu een beetje harder.