Rijden met de V4 R
Ondanks het feit dat hij door een kwartet grote elliptische gasklephuizen inademt, biedt de V4 R-krachtbron behoorlijk wat tractie, de vermogensafgifte verloopt zelfs op een vriendelijke manier. Zodanig zelfs dat je met deze Ducati vlug even naar de kruidenier zou kunnen rijden. Zelfs iets boven het stationaire toerental van 1500 opm gedraagt de transmissie zich niet nukkig en hoef je het hendel maar licht te beroeren om de droge platenkoppeling te bedienen. Voor het eerst sinds lang hoor je aan lage toeren weer dat vertrouwde Ducati-geluid van koppelingsplaten die tegen mekaar aanschuren.
Het vermogen wordt op een totaal lineaire manier opgebouwd, tot net boven de 8.500 opm. Dan is er ongeveer 80% van het koppel ter beschikking, al ben je nog maar halverwege het maximum aantal toeren. Vanaf dan gebeurt alles veel vlugger en begin deze ‘kleine’ V4 motor je voorwaarts te katapulteren. Dat gebeurt dan zelfs sneller dan op de grotere V4 S. Niettemin, behoudt je nog steeds een brede vermogenscurve. Dat vermogen bouw je op door zo lang mogelijk in 2e en 3e versnelling te blijven rijden op de rechte stukken van het circuit van Jerez.
Zowel op en afschakelen kan zonder de koppeling gebruiken dankzij de powershifter, waarvan de versnelling in een race-patroon staan. Toch moest ik me steeds herinneren om de laagste versnellingskrachten aan te trappen, vooraleer ik de trage Curva Lorenzo haarspeldbocht indook. Bij het terugschakelen van de tweede naar de eerste versnelling werd ik daar, minstens zes maal met ‘een vals neutraal’ geconfronteerd. Misschien verdwijnt dat euvel mettertijd wanneer de versnellingsbak wat meer kilometers achter de kiezen heeft.
De V4R wint erg snel aan vaart, al gebeurt dat eerder op een onweerstaanbare dan een explosieve manier, tot er een oranje lichtje begint te branden in de linkerbovenhoek van het vijfduims TFT-dashboard. Net als op de V4 S gebeurt dat aan 14.500 opm, daarna begint er een rood lampje te branden aan 15.00 opm. Deze hogen toerentallen worden mogelijk gemaakt door het ontbreken van klepveren op dit desmodromisch motorblok. Dat laat toe dat er een radicalere nokkenas gebruikt kan worden, alsook lichtere zuigers en drijfstangen. Het gebruik van die gesmede aluminium zuigers levert dan weer de hoge compressie-ratio van 14:1 op en meteen ook de reden waarom de V4R zo snel uit bochten weet te accelereren.