Op zoek naar onbekende Alpenpassen

De mono van Ducati is terug! In plaats van meteen een circuit op te zoeken om met de kniepads over het asfalt te schuren, besloot ik een meer realistische praktijktest te doen. Tenslotte heeft niemand een circuit in zijn achtertuin, maar we hebben wel de Alpen met zijn heerlijke haarspeldbochten die perfect passen bij deze lichte en wendbare eencilinder. Daar zocht ik de rust op van verlaten bergpassen en eenzame bergtoppen.

Tekst en foto's: Charly de Kinderen

In plaats van de bekende passen te verkennen, wil ik op zoek gaan naar minder bekende hoogtepunten. Bekende passen zoals de Stelvio zijn klassiekers die elke motard minstens één keer moet ervaren. Maar verwacht niet dat je er alleen zal zijn. Vooral de Stelviopas is het slachtoffer van zijn eigen schoonheid, met als gevolg dat je er in een lange rij toermotoren naar boven hobbelt. Bij mijn laatste bezoek daar werd ik voorbijgescheurd door groepjes in leder gehulde motorhooligans op supermotards. Wat zag dat er leuk uit! Zo werd de inspiratie voor deze trip geboren.

In het uiterste zuidwesten van de Alpen, tussen de Ligurische Zee en de Franse grens, ga ik op zoek naar passen die hopelijk nog niet ontdekt zijn door de massa. Piemonte, letterlijk vertaald ‘aan de voet van de bergen’, belooft minder bekende, maar hopelijk even spectaculaire routes.

Basiskamp

Mijn basiskamp voor deze onderneming ligt in Borgo San Dalmazzo, op slechts een uur rijden van Turijn. Dit is het laatste stadje op de Povlakte voordat de Alpen beginnen. Vanuit hier vertrek ik drie dagen lang om telkens een andere lus te rijden, op zoek naar technische passen die de Hypermotard 698 Mono van Ducati zullen uitdagen. Voordat ik de eerste pas oprijd, stop ik bij een motorwinkel om een tanktas te kopen. De dame in de winkel kan haar ogen niet geloven wanneer ze de Nederlandse nummerplaat ziet. “Ben je met die motor helemaal vanuit Nederland hiernaartoe gereden?” vraagt ze in gebrekkig Engels. 1.200 kilometer rijden zonder windscherm op een bokkige eencilinder? Dat zou inderdaad nogal een prestatie zijn ... Ik help haar snel uit de droom: de compacte Hypermotard paste gelukkig net in de bus. Ze knikt begrijpend en reikt me een tanktas aan, die perfect past bij het slanke postuur van de Ducati. Al mijn cameragerief past erin en brandend van nieuwsgierigheid vertrek ik vliegensvlug naar de eerste pas.

Lamborghini-tractor

De eerste pas op mijn route is de Colle della Maddalena. In Italië worden geografische locaties vaak vernoemd naar heiligen, in dit geval Maria Magdalena. Deze pas vormt een belangrijke verbinding tussen de Franse Provence-Alpes-Côte d'Azur en Piemonte. Het hoogste punt ligt net onder de 2.000 meter, en tot mijn verbazing is de weg aan beide kanten open. Dit verklaart meteen de aanzienlijke hoeveelheid verkeer die door de prachtige vallei stroomt. Secties met haarspeldbochten worden afgewisseld door lange, vloeiende bochten op vlakkere stukken.

Ik passeer een kudde geiten en een herder bij een waterval. Een sereen tafereeltje uit een andere wereld.

De temperatuur daalt snel naarmate ik hoger kom. Aan de Italiaanse zijde van de top ligt een prachtig helderblauw bergmeer. Als het niet zo ijskoud was, zou ik er meteen inspringen. Ik steek de grens niet over en draai ik meteen weer om. Een pas heeft namelijk twee gezichten en biedt een heel andere ervaring afhankelijk van of je naar boven of naar beneden rijdt. Ook hier heeft het overvloedig geregend. De weilanden zijn felgroen en de rivieren stromen krachtig door het vele smelt- en regenwater. Ik passeer een kudde geiten en een herder bij een waterval. Een sereen tafereeltje uit een andere wereld. Iets verderop stop ik in het dorpje Sambuco, waar een boer mij trots zijn Lamborghini-tractor toont. Hij telt op zijn vingers na hoeveel jaren hij al met dit werkpaard zijn velden bewerkt. Al meer dan veertig jaar, zo blijkt. De tractor ziet er onberispelijk uit. Wel een contrast met de doorsnee ondernemer, die zijn auto al na vijf jaar afschrijft.

Gestuit voor de top

Terug in de vallei, sla ik rechts af richting de Lombardapas. Vanaf hier is het een dikke 20 kilometer, en meteen krijg ik een reeks technisch uitdagende haarspeldbochten voorgeschoteld. Het wegdek is hier duidelijk niet van dezelfde onberispelijke kwaliteit als op de drukkere Maddalena. Op dit eerste stuk kom ik niemand tegen, en al snel begrijp ik waarom. De wegen zijn smal en losse stenen zijn geen uitzondering. De dichtbegroeide bossen benemen het zicht na de bochten, het tempo blijft daardoor laag. Maar zodra ik de boomgrens bereik, opent zich een weids landschap met besneeuwde rotsen en een woeste rivier. Nu weet ik weer waarom ik naar hier gekomen ben. Alsof er niemand anders bestaat, stuur ik de koppelrijke Ducati de steile helling op. Het geroffel van de dubbele uitlaat en het geraas van het water weerklinken samen door de vallei. De bochten zijn ruim en de kwaliteit van het asfalt is plotseling veel beter. Mijn favoriete pas, dus? Toch niet. Net voor de laatste beklimming stuit ik op hekken. Doorrijden naar de top mag niet, want die is nog niet sneeuwvrij. De toevallig passerende gemeentewerker maakt het extra zuur door te melden dat deze weg hoogstwaarschijnlijk volgende week sneeuwvrij wordt gemaakt. Maar dan ben ik al terug in België … De top – op 2.350 meter – zal voor een andere keer zijn. Ik draai om en richt mijn pijlen op de Tendapas.

Nu weet ik weer waarom ik naar hier gekomen ben. Alsof er niemand anders bestaat, stuur ik de koppelrijke Ducati de steile helling op.

Hoogtevrees

De meteorologische zomer is aangebroken en de dagen lengen. Ik besluit een snelle hap te nemen en in de warme gloed van de ondergaande zon naar boven te rijden. De Tendapas is toch maar een halfuur van Borgo San Dalmazzo. De tunnel die onder de Tendapas loopt en de verbinding met Frankrijk vormt, is gesloten, maar die heb ik niet nodig. Ik blijf verder naar boven rijden, voorbij het laatste skistation, en kronkel tussen de skiliften en sneeuwkanonnen door. Het is een smalle weg, maar in perfecte conditie, en er is helemaal geen verkeer. Elke haarspeldbocht brengt me weer enkele meters hoger. Dan zijn de vangrails plotseling verdwenen. De weg loopt verder, en de omringende bergen worden alsmaar kleiner. Ik had het nooit verwacht, maar ik krijg zowaar een beetje hoogtevrees, zo zonder vangnet. Misschien is het wel mooi geweest voor vandaag. Maar mijn nieuwsgierigheid wint het toch. Ik kijk al weken uit naar het ontdekken van de verlaten forten op de top.

Hier voelt het echt alsof je op de top van de wereld staat. Moederziel alleen kijk ik hoe de zon achter de bergen in de verte zakt.

De laatste tien minuten lijken wel een uur te duren. Dan maakt de steile afgrond eindelijk plaats voor een plateau, dat me tot op de finale bergkam brengt. De Franse kant ligt ondertussen al lang in de schaduw ligt. Ik rijd de bergkam op die de exacte grens vormt tussen beide landen. Twee ruïnes doemen op, gehuld in de gloed van de avondzon. Ik rijd verder over de kiezels en zoek het nog hogerop. Hier voelt het echt alsof je op de top van de wereld staat. Moederziel alleen kijk ik hoe de zon achter de bergen in de verte zakt. Dit is voorlopig mijn favoriete pas ... Maar er zijn nog twee dagen te gaan.

Een fort bovenaan de Tendapas.

Onvoltooid avontuur

De weg door de vallei van Varaita leidt de volgende ochtend tot aan het begin van de Agnelpas, of Colle dell'Agnello. Ook deze pas ligt op de Frans-Italiaanse grens. Met een hoogte van 2.744 meter is dit de derde hoogste geasfalteerde pas in Europa, na de Stelviopas en de Col de l'Iseran – die maar enkele meters hoger zijn. Toch is deze pas veel minder bekend, en dat heeft zo zijn redenen. De weg is van goede kwaliteit, maar smal en er zijn niet overal vangrails. De hoogtevrees steekt weer de kop op, maar de voldoening die ik gisteren smaakte op de Tendapas geeft mij de moed om verder te gaan. De boomgrens ligt al even achter mij. Enkele skiërs genieten nog van de laatste sneeuw.

Een witte muur houdt mij tegen om de top van de Colle dell’Agnello te bereiken.

De weg wordt steeds smaller, mede door de hopen sneeuw die nog niet geruimd zijn. Mijn gps zegt dat ik nog één kilometer te gaan heb, maar ik rijd me letterlijk vast op een witte muur. De bulldozer staat er werkloos bij in het weekend en ook hier word ik getergd door de mededeling dat de weg tegen volgende week sneeuwvrij zal worden gemaakt. Frustrerend, maar het stemt je ook nederig dat de natuur zijn grenzen stelt. Het voelt als een onvoltooid avontuur, maar dat is niet erg. Tenslotte was de vallei, net als de beklimming, eentje om niet snel te vergeten.

 10 Italiaanse woorden die van pas kunnen komen

  1. Passo aperto - Pas open
  2. Passo chiuso - Pas gesloten
  3. Tornante - Haarspeldbocht
  4. Altitudine - Hoogte
  5. Vista panoramica - Panoramisch uitzicht
  6. Neve - Sneeuw
  7. Valico - Bergpas
  8. Dislivello - Hoogteverschil
  9. Pendenza 10 % - stijgings- of dalingspercentage van 10 %
  10. Serpentina - Kronkelweg

 

Richting de ijle lucht

In een zweverige modus laat ik de Mono afkoelen en de zwaartekracht zijn werk doen. Voordeel van gesloten bergpassen bezoeken, is dat er weinig verkeer is. Wie rijdt er nu naar boven als hij daarna langs dezelfde weg weer naar beneden moet? Ik rijd door de vallei naar het dorpje Sampeyre, ook de naam van de naburige pas. Hier hetzelfde verhaal: gesloten. Ik besluit om te rijden naar Colle Valcavera. In Demonte sla ik rechtsaf, na even daarvoor – raar maar waar – te zijn voorgelaten door een Ducati Panigale Superleggera. Al snel wordt duidelijk waarom de extreme sportmachine niet volgt: de wegen zijn ingesloten door bloemenvelden, met losse gravel. Dat dwingt ook mij tot een trager ritme, maar ik klaag niet. Moederziel alleen dwaal ik verder naar boven, richting de ijle lucht. Tot, jawel, een volgend nadarhek mij weerhoudt om de laatste kilometer te rijden. Ik zou er eenvoudig omheen kunnen rijden, met een kolonie marmotten als enige getuigen, maar braaf als ik ben zet ik mijn motor aan de kant en maak een korte wandeling door de velden. De rust die hier heerst is inspirerend en ik voel mij gezegend dat de Alpen in onze ‘achtertuin’ liggen.

De kerk van Vicoforte is zonder meer indrukwekkend.

Warme lucht

Op mijn lijstje staan nog twee passen die mijn nieuwsgierigheid hebben gewekt. Beide vormen ze een verbinding met de Ligurische kust. Op weg naar de Colle di Nava houd ik halt in Vicoforte. Een plein met een reusachtige kerk trekt mijn aandacht. Het is vandaag 2 juni, de nationale Italiaanse feestdag, en de misviering in de kerk is indrukwekkend. Een snel onderzoek ik op het wereldwijde web leert mij dat de elliptische koepel de grootste in zijn soort is wereldwijd. Het plein rondom is ook prachtig. Maar deze trip draait om de weg, dus ga ik snel weer verder. Via donkere bossen en heerlijke wegen beland ik na een fikse stortbui bij de Colle di Nava. Toegegeven, na de voorgaande passen is deze minder indrukwekkend. De weg is wel leuk om te rijden, en zoals ik had gehoopt vrij van verkeer. Ik daal af richting de kust en laat mij door de warmere lucht droogblazen. Ik zie ik de eerste flikkering van de Middellandse Zee. Ook die natuurlijke rijkdom heeft dit land meegekregen …

Excentrieke villa

In Imperia ploppen mijn oren terug naar zeeniveau. Een excentriek gebouw trekt mijn aandacht in deze stad. Het is de Villa Grock, gebouwd door de clown Charles Adrien Wettach, een wereldbekende entertainer uit de vorige eeuw. Hier huist nu het Museo del Clown, waar je buiten prachtige tuinen kan bewonderen. Na een kort bezoek spring ik terug op de motor richting de SS1. Deze weg volgt de curves van de kust en de achterliggende bergen. Elke keer opnieuw sta ik versteld van de prachtige huizen hier, allemaal met glorieus zeezicht. Ook de weg is bij momenten genieten, maar het blijft vooral een drukke bedoeling. Na een uur heb ik het gezien en ben ik blij dat ik kan afdraaien richting het binnenland, op zoek naar mijn laatste pas, de Colle del Melogno. De zee verdwijnt in mijn achteruitkijkspiegel als de weg naar boven draait. Het is een leuke pas, maar ik ben waarschijnlijk de laatste twee dagen te veel verwend om echt onder de indruk te zijn. Tijd om huiswaarts te keren!

Villa Grock in Imperia.
De SS1 kronkelt langs de kust.

Tijd over? Ga lekker rijden en heerlijk eten in de Langhe

Heb je na deze intense ritten nog enkele dagen vrij en zijn de banden nog niet op? Maak dan zeker een extra lus naar de Langhe, de landstreek ten zuiden van Alba. Ze wordt wel omschreven als het Toscane van het noorden, maar dan minder toeristisch en nog net iets schappelijker van prijs. Geniet van de prachtige heuvels waar de druivenstokken en hazelnootbomen zij aan zij staan. De charmante dorpjes op de vele heuvels zijn talrijk, en tussen de wijngaarden vind je her en der restaurants van topniveau waar je je culinair kan laten verwennen. De keuken van Piemonte is wereldvermaard en geliefd, en met reden. Enkele dorpen die het bezoeken waard zijn: Barolo, La Morra, Cherasco, Monforte d’Alba, Neive en nog veel meer. Fout rijden is in wezen onmogelijk, want elke weg leidt wel naar een gezellig dorpje.

 

La Morra ligt omsingeld door druivenranken.

Deze reisreportage verscheen in al z'n pracht en glorie in het Motoren & Toerisme nummer van juli 2024. Lees je liever op papier? Je kan het nummer nog steeds nabestellen via www.tijdschriftenwinkel.be.

Geschreven op 9 januari 2025
© Motoren & Toerisme