Reisverhaal: De Alpen van oost naar west (1)

Dit reisverhaal verscheen voor het eerst in het juninummer van 2011. 

Zo’n duizend kilometer en een hele dag snelle Duitse Autobahn scheiden ons van de start van een fantastische Alpenrit. De voorbereidingen liggen achter de rug, de kaarten zijn uitvoerig bekeken en nu, zo vroeg in de ochtend, kunnen we niet snel genoeg aan onze verbindingsrit beginnen. straks trekken we vanuit Oostenrijk naar Frankrijk, dwars door het adembenemende decor van de Alpen. Je zou voor minder staan te popelen.

 

Tekst en foto's: Chris Wouters

De drie Beemers malen probleemloos de autowegkilometers in hun Heimat af. We passeren de koeltorens van Eschweiler in het donkere Ruhrgebied, rijden dwars door de uitgestrekte luchthaven van Frankfurt en kijken onze ogen uit op de prachtige Allianz Arena, de voetbaltempel van Bayern München. De zon die ons tijdens het ochtendlijke deel van de rit vergezelde verstopt zich in Zuid-Duitsland achter donkere wolken. De miezerige regen deert ons niet, maar naarmate we dichter bij de Oostenrijkse grens komen krijgen we een hoosbui over ons uitgestort zoals ze enkel in het gebergte uitgestort worden. In de buurt van onze overnachtingsplaats Saalbach duiken we een motorshop binnen op zoek naar extra handschoenen en overschoenen. Onze eigen exemplaren zijn nu al doorweekt en het weerbericht voorspelt niet veel beter voor morgen.

Gelukkig verblijven we in een MoHo hotel waar je de motorkleding te drogen kan hangen in de verwarmde droogruimte die skiërs in de winter gebruiken. Gunther, de waard van Landhaus Jausern, begroet ons allerhartelijkst wanneer we onze motoren in de overvolle garage wurmen. Onze kloffies worden op de verwarmingsbuizen te drogen gelegd en we hebben nog net de tijd voor een stevig aperitief en een warme douche voor we aan tafel worden verwacht. Het enorm stuk Schinken dat aan alle kanten over de rand van ons bord hangt doet ons de zeiknatte kilometers van deze middag al snel vergeten. De weervoorspelling voor morgen is het gespreksonderwerp aan tafel. De Grossglockner, het dak van onze trip, zal er morgen niet inzitten vrees ik, maar vermits we hier een aantal lussen gaan afleggen en de alternatieve routes niet in schoonheid moeten onderdoen gaan we toch tevreden maar vooral compleet afgepeigerd onder het dikke dons. De combinatie van kilometers, kou, regen, witbier, schnaps en een warme open haard doet zoiets met een mens.

Wit en groen

De amateurweermannen aan tafel gisteravond zaten er pal op. Een blik door het venster volstaat om vast te stellen dat het weer een kletsnatte rit wordt. Van het prachtige Lemmtal zien we geen moer. Dubbel jammer is dat we het geplande ontbijt met prachtige zonsopgang op de Grossglockner aan ons zien voorbijgaan. Bij mooi weer trompettert Gunther zijn gasten een uur of twee voor zonsopgang uit hun bed om ze een fenomenaal mooie ochtend naar de top van Oostenrijks hoogste pas aan te bieden. Nu zit er niet veel meer in dan samen met de tientallen andere motorcollega’s wegenkaarten te nemen en een andere route uit te stippelen.

Alles ist weiss, oben” horen we van de postbode die de ochtendpost komt brengen. Vermits een regendag in de bergen meestal ook echt een hele dag duurt omdat de wolken de vallei niet uit kunnen, moet de Felbertauerntunnel de oplossing brengen.

De brave riviertjes zijn door de regen van vannacht omgevormd tot bruine kolkende watermassa’s. De Lemm kolkt en buldert wanneer we Zell am See achter ons laten en toch maakt een euforisch gevoel zich van mij meester. Ik zit op een schitterende motor, ik rij door één van de mooiste motorgebieden van Europa, we blijven hier nog negen dagen en het lijkt me zo goed als onmogelijk dat het nog negen dagen gaat regenen. Dat zo’n goed humeur doorgaans snel wordt beloond blijkt ook deze keer want op weg naar Mittersil veranderen de wolken al in nevelslierten die af en toe uiteen getrokken worden zodat we toch een blik krijgen op de prachtige omgeving.

Het gras is inderdaad soms groener aan de andere kant van de heuvel. Wanneer we de tunnel uit- en het Tauerntal inrijden krijgen de flanken van de Grossvenediger, de witte reus rechts van ons, zelfs een straaltje zon. We stoppen en zijn duidelijk niet alleen om dit zalige vergezicht in ons op te nemen. Bijna elke motorrijder die de donkere mond van de tunnel uitbraakt stopt even op de parking, al was het maar om zijn regenpak uit te trekken. Eindelijk! De klim naar het lieflijke Kals, langs een doodlopende weg door een vallei bezaaid met gele bloemen, doet ons al snel het hemelvocht van de afgelopen uren vergeten. Aan het einde wordt ons zelfs een blik op de flanken van de Grossglockner gegund. Off-roaders kunnen nog een stukje verder de vallei in, maar voor mijn collega’s met hun zware toerbuffels houdt het hier op. Maar wees gerust, de moeder van de Oostenrijkse bergpassen doen we tijdens deze trip nog zeker aan.

Italia

De alternatieve route en de weerberichten dwingen ons om nu al een stukje Italië op te zoeken. Langs het wondermooie Defereggental waar ik menige zomerva-kantie als ‘berggeit’ heb doorgebracht (de gestempelde boekjes die bewijzen dat je al die bergen te voet beklom, liggen nu nog in een kast stof te happen) rijden we St.-Jacob binnen. Het is feest in het dorp, met fanfare, processie en alles erop en eraan. Jong en oud is op zijn paasbest en het is zoeken naar een plaatsje op één van de weinige terrasjes in de schaduw van de kerk. De processie is net voorbij gekomen en iedereen doet zich te goed aan Schnaps en Sachertorte, de stevige chocoladetaart die hier zo geliefd is.

Het is leuk om de lokale bevolking in traditionele klederdracht te zien rondstruinen tussen de vele motoren die hier staan te wachten om de Stallersattel te kunnen afdalen, de éénvaksweg die de grens met Italië kruist. De weg is te smal voor heen en terug-verkeer, daarom mogen klimmers en dalers afwisselend de kronkelweg op de flanken van de Staller gebruiken. Boven op de top is het helemaal geen verloren tijd om genietend van de zon het kwartiertje ‘corridor’ af te wachten. De Imbissen, eet- en drinkkraampjes die sterk aan onze frituren doen denken, doen goede zaken en de motoren van collega motorrijders worden uitgebreid bewonderd. Toch zijn er zelfs hier op dit mooie plekje ongeduldigen die zich meer dan een kwartier op voorhand al helemaal vooraan de colonne zetten om toch maar ongestoord te kunnen afdalen. Een veel betere truc die ik leerde van lokale motorrijders tijdens vorige bezoeken aan Oost-Tirol is gewoon wachten tot het licht bijna terug op rood springt en dan in alle rust af te dalen, niet gestoord door de drukte van de snelle jongens voor of achter je.

De Stallersattel kronkelt als een eindeloze kurkentrekker tot in het groen van de Valle di Anterselva waar we voor het eerst tijdens deze trip een motorlaars op Italiaanse bodem zetten. De sfeer en omgeving zijn ineens veel relaxter en het ‘laat-maar-waaien-gevoel’ bekruipt ons zodra we aan het eerste het beste terrasje even halt houden. Ook hier, op de hoofd- weg tussen Cortina D’Ampezzo en Bolzano, wemelt het van motoren. Ik overdrijf niet als ik zeg dat je per vijf auto’s een motard moet groeten, iets wat we dan ook opgeven. We zijn blijkbaar de enige gekken die steeds hun hand opsteken.

Dal Dicht

Voorbij Dobbiacco verlaten we de hoofdweg en zoeken de Kreuzbergpass of Passo di Monte Croce op. We flirten met de grens vandaag en overal heerst een vreedzame tweetaligheid waar we in België alleen maar jaloers op kunnen zijn. De Kreuzebergpass is een plaatje! Boven komen motorrijders, wandelaars en mountainbikers op hetzelfde punt samen. Er worden zelfs flessen water en fruit gedeeld. Het decor wordt gevormd door de scherpe contouren van de Dolomieten aan de ene en de hoge flanken van de Alpen aan de andere kant. Je zou voor minder een half uur blijven zitten om gewoon te kijken naar die prachtige natuur rondom.

De dorpjes aan de zuidkant van de Karnische Alpen zijn nog authentiek gebleven. Dat dit lang een onbereikbaar gebied was, is daar niet vreemd aan. Zeker in de winter waren deze dorpjes zo goed als afgesloten van de buitenwereld. Elk dorpje heeft dan ook zijn kleine begraafplaats, tegen de bergflank gekleefd, zodat de doden tot in de oneindigheid over hun geliefde bergen uitkijken. Gerimpelde vrouwen in blauwe schorten brengen hout aan of maaien de wei terwijl de activiteit van de meeste mannen die we onderweg zien zich beperkt tot het ronddokkeren met de tractor of het niksen en de wereld zien voorbijgaan op het terras van de plaatselijke kroeg. Hen op dat terras vervoegen lijkt ons een goed idee.

Verderop wordt deze afgelegen vallei nog desolater, het dal vernauwt zich rond de rivier en tussen hoge rotswanden waar de zware roffel van de GS dubbel leuk klinkt rijden we Sappada door, waarna een afdaling van vijftien procent volgt. Langs de bochtenrijke weg komen de motoren niet uit hun derde versnelling. Zo is het zalig sturen.Regelmatig passeren we een brug. Niets abnormaals zou je denken, ware het niet dat deze bruggen zomaar midden in de wei staan zonder dat er wegen naartoe leiden. Deze ogenschijnlijke nutteloze bouwsels komen enkel in de winter tot hun recht wan- neer ze de verschillende langlaufpisten over de bevroren beken leiden.

Warm Welkom bis

Het gas moet iets verder open om op een redelijk uur ons hotel van vanavond te bereiken. Zoals meestal plannen we iets te veel kilometers op een dag om comfortabel te kunnen toeren, maar als je een hele winter hebt gewacht op deze trip, kijk je niet op een kilometertje meer. In Cornegliano genie- ten we van heerlijke wegen die een nieuwe asfaltlaag kregen. De wielerronde van Italië zal hier in mei passeren en de werken zijn – geheel tegen de Italiaanse traditie – zowaar al een paar weken vroeger klaar. Dat de Giro d’Italia niet in Paluzza voorbij komt blijkt duidelijk uit de staat van het wegdek en ik prijs me gelukkig de GS onder mijn kont te hebben. Voor de twee groottoeristen is het buffelen en zweten om zo laat op de namiddag en met meer dan vierhonderd kilometer op de dagteller de route tot in Pontebba af te leggen. De Paso Cason di Lanza die we overrijden beloont ons voor de gedane moeite. Een paar dikke hazen zijn de enigen die hier samen met ons boven staan.

Langs de Nassfeld pas rijden we langs achterwerkvriendelijker asfalt terug Oostenrijk binnen naar Kotschach, waar de familie Engl ons verwent als waren we familieleden die na een wereldreis terug thuis komen. Er zijn geen handen genoeg om ons te helpen en onze ruggen worden net niet ingezeept. Welverdiend na een lange, schitterende motordag.

Slang

Op aanraden van Christian, eigenaar van het Gailtalerhof, rijden we onder een stralende zon het dal met dezelfde naam, terug in. Wat verder slaan we, ook al op zijn advies, het Gitschtal richting Weibensee in. Deze route zal aan het einde van deze trip heel hoog in onze top 5 eindigen. Perfect asfalt, overzichtelijke bochten door geel en groene weiden en niet teveel dorpen om onze snelheid te drukken. Dat alles afgesloten met een waanzinnige draaikolk op topasfalt naar de Weissensee. De doodlopende weg op het einde met zijn vele Zimmer Frei borden, nemen we er met plezier bij. De Weissensee is een toeristische trekpleister met alle erop en eraan. Van pizzeria’s tot standjes met tirolerhoeden, alles hebben ze hier aan de boorden van het schitterende bergmeer. Het is duidelijk dat we hier niks te zoeken hebben en na een tankbeurt rijden we de oude weg naar Spittal op. We mijden de strakke expresweg die parallel loopt met de oude kronkelbaan tussen leuke dorpjes. Tussen twee van die dorpjes ligt een stevige slang in het midden van de weg van de zon te genieten. Navraag in het dorp leert dat het om een zandadder zou kunnen gaan, een slangensoort die in deze regio nog wel eens opduikt. En zo kom je als reiziger nog eens iets te weten.

WWW: Wondere Witte Wereld

Vanmiddag staat dan toch de Grossglockner – het dak van Oostenrijk – op het programma. De route er heen is een ruime tweevaksweg met brede rijstroken. Heel uitnodigend om de grens van honderd kilometer per uur te overschrijden. Uit het verleden weet ik echter dat de Polizei over accurate speedmasters beschikt en die ook heel frequent gebruikt. Best rustig aan dus, er staat nog genoeg pret op het programma. Langs waterkrachtcentrales die de stuw- kracht van de gigantische hoeveelheid bergwater in stroom omzetten sturen we richting Grossglockner, de Alpenreus die stilaan in zicht komt. Als we bij een Imbiss stoppen voor een stevige koffie moeten we opletten dat we niet op twee manieren verbranden. De gloeiend hete koffie laten we wat afkoelen en om te voorkomen dat onze voorjaarsfrisse witte huid verbrandt door de eerste bergzon komt er zonnecrème aan te pas. De Grossglockner ligt in het Nationaal Park Hogentauern, één van de mooiste natuurgebieden van Oostenrijk. Langs ranke torenspitsen en ruime bochten gaan we vloeiend omhoog tot in Heiligenblut, waar het echte werk begint. Het zou me niet verbazen mocht Julie Andrews hier vanachter één of andere spar opduiken om luidkeels ‘The Hills Are Alive’ te beginnen kwelen. Gratis is de beklimming niet. Aan het tolhuis wordt de motorrijdersbeurs een stevige achttien euro lichter gemaakt, al krijg je voor dat geld ook toegang tot alle musea op de ‘Glock’. Bij dit weer zijn we echter niet van plan om ook maar één minuut binnen door te brengen. Halfweg de beklimming is er zowaar een rondpunt met aanduiding ‘Franz-Jozef-Hohe’. We volgen samen met vele anderen deze doodlopende weg die naar de eeuwig witte flanken van de Grossglockner leidt. Het is prachtig hierboven, jammer dat we met zovelen zijn. Zelfs de marmotten die je altijd op deze hoogte vindt, zijn op de vlucht geslagen voor de drukte. We rijden terug naar de hoofdweg en volgen de route naar de pas terwijl het steeds kouder en witter wordt. Boven rijden we door drie meter hoge sneeuwmuren die – nu de lente en de zon hun werk doen – hier en daar in grote stukken afbrokkelen. Delen ervan liggen op de weg en zorgen ervoor dat een toeristenbus niet voorbij kan zonder de brokken eerst in stukken te hakken.

Op de top zijn er ijsplekken in de tunnel, oppassen dus. Bij het buitenrijden snijden we door een dik mistgordijn, maar al gauw breekt de zon door en sjezen we Bruck bin nen. Een stevige hamburger en een alcoholvrij biertje later rijden we langs een ommetje over kleinere passen tot in Zell-am-See waar de pleziervaartuigen op het smaragdgroene meer ronddobberen alsof het Nice is. We rijden terug door de Mittersilvallei die we de eerste dag van deze trip ook al aandeden. Ze ziet er in de zon een stuk lieflijker uit dan toen. De laatste pas van deze dag, de Gerlosspas. Vlakbij ligt de wondermooie Krimmlerwaterval, met een valhoogte van bijna vierhonderd meter de hoogste van Europa.

Gerlos lijkt wel uitgestorven. De waardin van het hotel weet ons te vertellen dat ze maar net open zijn en dat merk je. Gelukkig zijn de pizza en de halve liters Weissenbier in de lokale pizzeria van uitstekende kwaliteit en is het bed zalig zacht. Niet dat dit veel verschil zou maken want na de kilometers van vandaag zou ik zelfs op een plank in slaap gevallen zijn.

File

Geen wolkje aan de lucht, de messcherpe contouren van de bergtoppen steken af tegen een staalblauwe lucht. Groter kan een cliché niet zijn, maar mooier ook niet. De perfecte zaterdagochtend lijkt wel reden genoeg voor een stel gifgroene Kawa’s om aan onwaarschijnlijke snelheden ons ochtendterras voorbij te razen. En hoewel we van plan zijn het iets rustiger aan te doen – we hebben immers nog zes zalige dagen voor ons – worden ons toch geen kalme inloopkilometers gegund want vanaf het begin is het richting Zell Am Ziller al ‘volle bak’. Het blijft een fantastisch gevoel om recht vanaf de ontbijttafel je motor op te springen om in een uniek landschap ideale bochtenlijnen proberen aan te snijden.

Richting Innsbruck krijgen we een saai stukje te overbruggen, al is saai in deze omgeving wel een relatief begrip. Deze lijnrechte weg tussen de bergen zou in ons overbevolkt Vlaanderen een zalig ochtendritje zijn, maar inmiddels zijn we al stevig verwend. Vlak voor Innsbruck slaan we aan een suikerroze sprookjeskasteel van de grote weg af en over boerenwegels met uitzicht op de stad vermij- den we zo lang mogelijk de drukte in de buurt van de Brennerpas. Aan de pas belanden we in een heuse file. Een lokale markt is oorzaak van veel frustratie en getoeter, we zijn niet voor niks even in Italië. Twee culturen versmelten hier: Brenner lijkt wel een forse punt Oostenrijkse Sachertorte met een stevige toef Italiaanse slagroom er bovenop.

 

Slagroom genoeg op de volgende passen. Tussen metershoge sneeuwmuren rijden we de flanken van de Jausenpass en Tsimmelsjoch op, terug richting Oostenrijk. De lucht en het licht zijn hier zo zuiver en puur dat het pijn doet aan de ogen. Op de top lijkt er wel een motortreffen aan de gang, zo druk is het hier. De sneeuwhoogte doet me vermoeden dat we niet zonder slag of stoot onze hele trip zullen afleggen. Het is begin mei en de kans dat er passen gesloten zijn is niet denkbeeldig. Maar daar moeten we nu, in dit prachtige decor even niet aan denken. Een zalige afdaling – wel oppassen voor de geruisloze fietsers die zich als een steen naar beneden werpen – staat ons te wachten op weg naar Sölden. Misschien dé plek om te winkelen...

Motorenberg

Een dalritje verder staan we aan de voet van de Hahntenntjoch. Met zijn 1.894 meter geen echte reus, maar de kwaliteit van de beklimming en vooral de afdaling zijn van dusdanig niveau dat dit één van de leukste passen van onze trip zal worden. Het verbod voor campers en caravans maakt de Hahntentjoch verkeersluwer, al wordt de afwezigheid van caravans slepende auto’s ruimschoots gecom- penseerd door de massa motorrijders die deze pas naar boven stuift. Dat Moeder Natuur hier ook graag eens huis houdt bewijzen de verkeerslichten op verschillende hoogten. Al deze verkeerslichten worden gestuurd vanuit een weerstation op de top van de pas. Als hoog in de bergen een onweer losbarst worden de verkeerslichten op de pas op rood gezet om zo plezierzoekers te behoeden voor een drama.

En zo bereiken we – na een namiddagrit tussen lome koeien – het vredige Au. Na wat zoeken vinden we het geweldige hotel Gasthof Post. Hoeveel hotels er in Oostenrijk ‘Gasthof Post’ heten willen we niet weten, maar het gebrek aan creativiteit bij de keuze van een hotelnaam wordt vaak gecompenseerd door een overdaad aan gastvrijheid in het hotel zelf. In dit familiehotel weten ze wat voor een motorrijder belangrijk is en de familie heeft het zomeraanbod van het hotel dan ook helemaal op motards afgestemd. Bakken informatie, een veilige garage met het nodige gereedschap en een uitgebreid ontbijt: beter kunnen we onze vierdaagse in Oostenrijk niet afsluiten. Morgen wacht ons een rit naar Zwitserland, het relaas daarvan volgende maand in M&T. Benieuwd of ze in Zwitserland ook bergen hebben...

Hannibal

In tegenstelling tot Hannibal trekken wij van oost naar west over de Alpen, de briljante krijgsheer uit de derde eeuw voor Christus legde het traject van west naar oost af om de Romeinen op eigen terrein te gaan bestrijden. De Carthageen trok met zijn bekende olifanten het hele Iberische schiereiland door om via de Pyreneeën en de Alpen het huidige grondgebied van Italië te bereiken. Om dit huzarenstukje in zijn juiste context te plaatsen moet je er wel rekening mee houden dat het Romeinse rijk zich uitstrekte tot aan de Ebro, in het midden van Spanje. Hannibal vocht dus van Midden-Spanje, veldslag na veldslag uit om Italië te bereiken. Een pas oversteken in die tijd was een heel waagstuk. Hannibal verloor een groot deel van zijn manschappen en lastdieren door grondverschuivingen en valpartijen die meestal een dodelijke afloop kenden. Op een bepaald ogenblik tijdens de afdaling naar de Po-vlakte kon de hele karavaan niet meer voor- of achteruit en werden de voorste gelederen plots wegenbouwers. Er werd een weg naar beneden aangelegd waarop de hele karavaan langzaam aan vorderde. Na de overtocht van de Alpen, historici zijn het er over eens dat dit over de Col de Mont Cenis is geweest, kreeg de krijgsheer de steun van de Galliërs uit de Po-vlakte om de Romeinse hoofdstad aan te vallen. Dat dit uiteindelijk niet lukte, is een ander verhaal.

 

Het tweede deel van dit reisverhaal lees je hier: http://www.motoren-toerisme.be/toerisme/reportage/reisverhaal-de-alpen-van-oost-naar-west-2

Geschreven op 12 april 2020
© Motoren & Toerisme