Een ritje langs de waterkant, dat is toch altijd leuk. Er is altijd wel iets te zien en er valt altijd wel wat te beleven. En als die waterplas dan ook nog eens tot de grootste van Europa behoort, dan heb je gegarandeerd dubbel en dik rijplezier. “Willkommen am Bodensee” is bovendien een welkomstgroet die geldt voor Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland tegelijkertijd. Wat houdt je nog tegen?...
We vatten deze verkenningstocht aan in Arbon, gelegen op de zuidelijke oever van het Bodenmeer op Zwitsers grondgebied. Het oude centrum is tot in de nok gevuld met pompeuze gebouwen waarvan sommige uit de middeleeuwen dateren, maar wij trekken meteen naar het stemmige haventje. Van hier uit zijn de fundamenten te zien van Arbor Felix, een Romeins fort uit de 2de eeuw voor onze tijdsrekening. En waar de Romeinen hebben gezeten is het meestal goed toeven.
We rijden verder in westelijke richting langs een secundair baantje dat ongeveer parallel loopt met de boorden van het meer. In eerste instantie moeten we ons door een hoop betonnen waanzin heen worstelen want blijkbaar wil iedereen hier een stulpje met zicht op het rustgevende water. De gevolgen laten zich raden: 50 km/u mag je hier bollen en geen kilometer sneller of de Zwitserse politie verrast je met een leuk vakantiekiekje. En dus tuffen we braafjes in tweede versnelling langs de huizenrijen, één oog op de snelheidsmeter gericht. In Rorschach zwenken we even het binnenland in. Meteen klimt het asfaltlint de hoogte in en slingeren we van de ene bocht naar de andere. Aan het kleine bergmassief rond het kaasdorp Appenzell kunnen we niet weerstaan. Vanaf de Fünfländerblick (900 m.) krijgen we een fantastisch uitzicht op het meer en al wat er rond ligt. Indien je liever in nog hogere sferen vertoeft kan je klimmen naar de Hoher Kasten, een stompe punt die 1795 meter boven de omgeving uittorent. Wij dalen opnieuw naar de oevers van de Bodensee waar een gigantische brug er voor zorgt dat we met droge bandjes over de Rijn geraken.
De machtige stroom stort jaarlijks miljoenen tonnen water in het meer. Als het van de Rijn afhangt, zal de Bodensee nooit droog komen te staan. Eens de brug over bevinden we ons op Oostenrijks grondgebied. Niet dat dit veel verandert, geen mens die enig verschil ziet. Ook hier slibben de oevers dicht met het soort lintbebouwing waarvan we dachten dat alleen België er een patent op had. De wegen die we tot nog toe volgden, golven een beetje op en neer en buigen maar met tegenzin mee met de wispelturige omtrek van het meer. Naar de Bodensee hoef je niet te komen met de motor om je stuurmanskunst aan te scherpen of om bochtjes te draaien. Nee, naar hier meer kom je vooral om natuur en cultuur te snuiven. Zoals in Bregenz bijvoorbeeld, één van de oudste nederzettingen aan de Bodensee. De Romeinen hadden het over Brigantirum toen zij hier 20 eeuwen geleden neerstreken. Vandaag is Bregenz vooral bekend voor zijn ‘Festspiele’, theatervoorstellingen gebracht op de grootste waterbühne ter wereld. Jaarlijks komen daar zo ‘n 200.000 toeschouwers op af en gelet op het puike programma dat we op de kleurrijke affiches kunnen bewonderen zal dat dit jaar niet minder zijn. .
Amper 10 kilometer voorbij Bregenz bevinden we ons voor de verandering op Duitse bodem, meer bepaald in Lindau, de meest prestigieuze en beroemdste stad langs de Bodensee. We stallen de motor in een verloren hoekje en trekken te voet op verkenning. Lindau is eigenlijk een eilandje, maar een brug naar het vasteland heeft deze status een beetje verbrod. Maar het historische stadscentrum maakt veel goed. Met een plannetje in de hand schuifelen we samen met een meute bezoekers door de oude steegjes. Hier in Lindau druipt de weelde van de muren, zij het dan dat het historische weelde is. We stappen langs schitterende gebouwen waar- van een aantal gevels royaal beschilderd zijn. Neem nu het ‘Altes Rathaus’, het 15de-eeuwse stadhuis, opgetrokken in renaissancestijl, ofhet ‘Haus zum Cavazzen’, wellicht de mooiste burgerwoning in de stad. Je moet al een echte cultuurbarbaar zijn om hier onbewogen bij te blijven. En dan heb je nog de ‘Mangturm’, een oude vuurtoren die het pittoreske plaatje compleet maakt. De nieuwe vuurtoren is evenwel nog interessanter: je kunt er in ruil voor een paar euro tot op zijn 33 meter hoog platform klimmen, wat we dan ook prompt doen. Van op het balkon van de toren worden we getrakteerd op een subliem uitzicht over de stad en de haven, het meer en het omliggende bergland. Aan de overkant van de havengeul houdt een stenen Beierse leeuw de wacht, maar we laten ons daardoor niet afschrikken. Rijden willen en zullen we!
LEVE DE ZEPPELIN
Friedrichshafen is een van de steden die we hebben aangemerkt voor een bezoekje. Niet de stad op zich interesseert ons, want die werd door de geallieerden tijdens WO2 volledig met de grond gelijkgemaakt en in een modern, karakterloos patroon heropgebouwd. Maar in Friedrichshafen bevindt zich ook het Zeppelin museum en daar willen we toch even binnen wandelen. Even rondjes draaien en dan hebbes, we vinden het ‘Graf Zeppelin Haus’ in het verlengde van de jachthaven. Binnen wacht ons de bewogen geschiedenis van het sigaarvormige luchtschip en net als de vele andere bezoekers staren we sprakeloos naar dat vernuftige staaltje van luchtvaarttechnologie. Oude foto’s en filmpjes ondersteunen de tentoonstelling van allerlei schaalmodellen van de originelen. Verder vind je hier ook een resem motoren in alle maten en gewichten die het luchtschip aandreven. En als je plaats neemt in de 40 meter lange, authentiek ingerichte passagiersruimte van een Zeppelin dan ga je alleen al van opwinding bijna van de grond. Maar je kan zelfs echt door het luchtruim zweven. Sinds een paar jaar vliegt er weer een full-scale Zeppelin boven Friedrichshafen en de Bodensee. Het nieuw gebouwd luchtschip van 70 meter lang biedt plaats aan 12 passagiers en tijdens de zomermaanden kan je intekenen opeen luchtdoop aan boord van zo’n vliegende sigaar. Leve de Zeppelin, tenminste als je geldbeurs voldoende gevuld is, want echt goedkoop is het niet.
We trekken verder in westelijke richting over de ‘Bundesstrasse 31’. De ‘oude’ weg die naast het water kronkelt welteverstaan, want de nieuwe versie loopt in rechttoe-rechtaan expresstijl verder weg van het meer. We tuffen langs een erehaag van duizenden wijnstokken die de glooiende zuidhellingen inpalmen. De Müller-Thurgau druif wordt in oktober geplukt en vormt het hoofdbestanddeel van de ‘Weissherbst’, een mousserende roséwijn. Via Immenstaad en Hagnau komen we in Meersburg terecht. Het dorpje is omsingeld door wijngaarden, maar eens tussen de dorpsmuren neemt de tijd bijna ongemerkt een wending en glijdt acht eeuwen terug. Meersburg is een compleet gerenoveerd middeleeuws stadje en het lijkt alsof het met één of andere reusachtige tijdscapsule naar hier werd gebracht. Het oude kasteel domineert het uitzicht en in de nauwe straatjes loop je als het ware in een openluchtmuseum. We slenteren langs 800 jaar nostalgie. Een brede poort geeft toegang tot de benedenstad die tot aan het meer reikt. Op de oeverpromenade is het een drukte van jewelste. Muzikanten vermaken de toeristen, Japanners fotograferen elkaar, enkele roodverbrande Engelsen dweilen voorbij met blikken bier in de hand en Duitsers drinken op een wat beschaafder manier hun halveliterpinten leeg terwijl ze zitten op een terras. En zo lijkt iedereen tevreden in dit stukje Bokrijk aan de Bodensee.
PLANTENEILAND
Wij kiezen het ruime sop, letterlijk dan, want we schepen in op een plezierboot die ons naar het eiland Mainau brengt, ook wel het bloemeneiland genoemd. Er staat een joekel van een kasteel en een al even indrukwekkende kapel. We lopen door de immense tuin van het slot, niet goed wetende waar eerst te kijken. In het park worden we ingesloten door meer dan een miljoen tulpen, hyacinten en narcissen. Rozen in alle maten en kleuren maken het gigantische bloemenperk compleet. En dan heb je nog het ‘palmenhuis’, een bonte verzameling van palmen en tropische planten allerhande. Eens terug met beide voeten aan wal, halen we de motoren op en vervolgen we de route. Een perfecte asfaltstrook zwenkt even van het water weg en loopt zigzaggend tussen de appelplantages door. We rijden langs duizenden fruitbomen die netjes zoals soldaten in het gelid staan. Waar hebben we dat nog gezien? Zeer zeker in ons eigen Haspengouw. In tegenstelling tot de drukte rond het meer is het in het hinterland een pak rustiger. Op enkele tractoren na is er nauwelijks verkeer op de baan. Bovendien liggen er nogal wat leuke bochtjes op het traject en dat is altijd mooi meegenomen. We zwiepen van de ene slinger via een lange rechte lijn naar de volgende kronkel. Moeilijk, is het allemaal niet, maar het is eens wat anders dan een rechte weg met lintbebouwing. En zo rijden we in geen tijd naar Überlingen, een dorp aan de oevers van het meer dat graag uitpakt met zijn mediterrane sfeer. Volgens de brochure hebben ze hier de meeste zonnedagen van de hele regio. Om zoveel mogelijk het cliché van zon, strand en bruingebrand in stand te houden werd langs de oeverpromenade een resem palmbomen geplant. Leuk, maar met de witte alpentoppen op de achtergrond komt het een tikkeltje overdreven over en dus blijven we er niet te lang plakken.
Dan spenderen we liever onze tijd aan het verkennen van Reichenau, een eiland dat op het lijstje met werelderfgoed van de UNESCO prijkt. De basis hiervoor werd reeds in het jaar 724 gelegd door bisschop Pirminius, die hier een klooster stichtte dat uitgroeide tot één van de belangrijkste van Europa. Verder pronkt het eiland met een kasteelruïne en een paar kloosterkerken.
Bootje varen, dat zegt ons wel wat, maar net zoals in Lindau hebben de Duitsers er een betonbaan naartoe getrokken en kunnen we het boottripje op onze buik schrijven. Op het eiland krioelt het van de kleine weggetjes. We draaien en keren heen en weer en rijden van de ene verbazing naar de andere. Wijngaarden en fruitbomen tekenen de zacht glooiende heuvels en vormen samen met de kunstschatten een perfecte harmonie. Uitdagend mooi en tegelijk ook vredig is het hier. Net alsof je het ene ogenblik omhelsd wordt door Paris Hilton en meteen daarna een filosofische babbel hebt met Nelson Mandela.
Voorbij Konstanz rijden we opnieuw de grens over en zetten we de rit verder langs de Zwitserse oever van het meer. Stein am Rhein, de meest westelijke hoek aan de Bodensee verdwijnt samen met het meer in onze achteruitkijkspiegel en dan zit onze toer rond het meer er eigenlijk op. Maar we willen er nog even een stukje aan breien, al hebben we in de voorbije twee dagen ruimschoots genoeg water gezien. In Schaffhausen laten we ons evenwel nog het schouwspel van de zich 25 meter de diepte in stortende Rijn welgevallen. Een schouwspel waar je, of je nu wilt of niet, beneveld van wordt.
TEKST EN FOTO’S: Erwin Kennis