Toerverhaal: museumrit langs oude motorglorie

Een motormuseum ontdekken is vaak pure nostalgische beleving, waarbij heel wat jeugdherinneringen komen bovendrijven. De motor waar je in je jonge jaren bij stond te watertanden, maakt het meeste los. Als dat motorzadel en alles eronder bovendien ooit het jouwe was, en je zelf aan de gashendel mocht draaien, is de beleving helemaal af. Onze rit voert langs musea die elk op hun manier een ode brengen aan de motorgeschiedenis.

 

Tekst: Patrick De Smet

Foto’s: Patrick De Smet en Jorn Urbain

We vertrekken in de vroege ochtend met het gevoel van een jonge belhamel die op schoolreis gaat naar een pretpark. Hoofdingang van ons denkbeeldig attractiepark is Museum Hagestein, vlak onder Utrecht. Het biedt onderdak aan niet minder dan 254 motoren. De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen wanneer de parking van het museum opdraaien. Aan de buitenkant ademen het nog niet direct de sfeer van een motormuseum, maar dat laat de pret alvast niet bederven. Wanneer Teus Burggraaff hoogstpersoonlijk de deur voor ons openzwaait valt gelijk onze mond open. De magie van tientallen samengetroepte hoogbejaarde motoren doet zijn werk. Ze glimmen als gloednieuwe showroommodellen. Dat waren ze ook, tientallen jaren geleden. Het decor van nostalgische huisgeveltjes nodigt meteen uit om er binnen te stappen en minutenlang gewoon verbaasd om je heen te kijken. Museum Hagestein is meer dan een museum. Het is pure beleving.

50 jaar verzamelen

Teus neemt ons meteen mee naar de bar waar zijn echtgenote een lekkere kop koffie voorzet en hij begint te vertellen. Het rijkgevulde museum is het resultaat van vijftig jaar verzamelen en restaureren. Hoewel Teus ondertussen tachtig is en al een viertal jaar gezondheidsproblemen kent, spreekt hij nog steeds met veel vuur over zijn hobby. Het museum is eerder toevallig ontstaan en nooit een doel geweest op zichzelf. Op zijn dertiende koopt Teus zijn eerste motorfiets voor 15 gulden, een DKW van 98 cc. Hij volgt in zijn jeugd een opleiding als mecanicien, maar het loonwerkbedrijf van zijn ouders eist hem mee op. In 1962 start hij zijn eigen bedrijf dat zich toelegt op het reinigen van leidingen van raffinaderijen. Teus ontwerpt daarvoor een ingenieus systeem, dat met vallen en opstaan een succesverhaal wordt. Rond zijn dertigste komt ook de verzamelwoede bovendrijven voor motorfietsen. Een tiental motoren restaureert hij eigenhandig. Andere koopt hij in goede staat aan. Mede dankzij de hulp van een assistent-mekanieker worden alle motoren in showroomstaat gebracht. De verzameling groeit en in 2008 gaan de deuren open van Museum Hagestein.

Een 'pauselijke' CZ 500.

Het is likkebaarden bij het zien van al dit motorlekkers.

Unieke exemplaren

Wanneer we even later een rondgang doen door het museum maken, vallen we van de ene verbazing in de andere. Teus’ zoektocht was er altijd een van speuren naar bijzondere motoren, met een eigen geschiedenis of verhaal. Dat resulteert in een aantal unieke exemplaren, van motorrijders zoals Gaston Rahier, van bekende renstallen, of met een unieke modelgeschiedenis. Het is een bonte verzameling tweewielers afkomstig uit Nederland, België, Duitsland en Tsjechië. Een van die exemplaren is een Tsjechische CZ uit 1939. De motor in witte kleurstelling en met bladgoud afgewerkt springt meteen in het oog. Er zijn slechts twee exemplaren in deze afwerking uit de fabriek gerold. Die waren bedoeld voor de ordonnansen van Paus Pius XII tijdens zijn bezoek aan het toenmalige Tsjechoslowakije. Ze werden in het Vaticaan gezegend en één exemplaar staat dus in het Museum Hagestein.

In memoriam: Kort nadat dit artikel werd geschreven, vernamen we het droevige nieuws dat eigenaar Teus Burggraaff, die ons bij ons bezoek zo hartelijk verwelkomde, op 16 januari 2024 is overleden. Hij kampte al een tijd met gezondheidsproblemen. Hoe het met het museum verder zal gaan, of het in zijn huidige vorm blijft bestaan of dat de collectie wordt verkocht, is momenteel nog niet bekend. De website van het museum is voorlopig niet bereikbaar.

Likkebaarden

Het museum is opgedeeld in verschillende afdelingen: Amerikaans, Italiaans, Nederlands, racemotoren, volgens merken zoals Jawa, BMW. Je raakt overdonderd door de praal van deze schat aan motoren. De geveltjes die dienen als decor maken het gewoon af en zijn vaak geïnspireerd op huizen en winkeltjes uit de jeugdherinneringen van Teus. Last but not least gaat het museum terug tot de vroegste jaren van de motorgeschiedenis. Als je op zoek gaat naar de eerste motorfiets ooit, loop je wel eens tegen verschillende versies en exemplaren aan. Algemeen wordt aangenomen dat de Daimler Reitwagen een van de, zoniet dé eerste motorfiets was. Laat Museum Hagestein nou net gezegend zijn met een Daimler met carbidmotor uit 1885, een houten kolos met steunwielen die alle aandacht ogenblikkelijk naar zich toe trekt. Het is weliswaar een gerestaureerd exemplaar; het oorspronkelijke model liep bij een brand grote schade op. Het is likkebaarden bij het zien van al dit motorlekkers. Teus weet bij elke motor de details te vertellen en gaat er prat op dat elk exemplaar klaar is om zo de weg op te gaan. Als we afscheid nemen is het met het vaste voornemen om binnen afzienbare tijd terug te komen om zonder tijdsdruk te kunnen rondwandelen in deze ode aan de motorgeschiedenis.

Racemotoren in Museum Hagestein.

Doorgezaagde bunker

Maar nu moeten we helaas afscheid nemen want er wacht nog een rit van dik 200 kilometer die ons zuidwaarts moet brengen tot over de Belgische grens. Onderweg liggen nog een aantal schatten op ons te wachten onder de vorm van motormusea. Eenmaal buiten Hagestein worden we verrast door mooie, bochtige weggetjes doorheen groene velden. Even later draaien we in Culemborg de Diefdijk op. Hoog op de dijk spotten we beneden ons een vreemd bouwwerk. Het is de zogenoemde ‘Doorgezaagde bunker’ langs de Culemborgse Vliet. Hij maakt deel uit van de Diefdijklinie. De bunker was een schuilplaats die in 1940 werd gebouwd. In 2010 werd een stuk van een meter breed uitgezaagd. Het nam vier volle weken in beslag om met een diamantzaag de bunker door te zagen. We worden onweerstaanbaar aangetrokken om de smalle gang tussen de twee bunkerdelen even uit te proberen. Er is een trap gemaakt die vanaf de dijk naar een pad voert dat door de bunker tot over het water loopt. Het watergebied rond de bunker dient als extra opvangbekken bij waterloverlast. Op de steiger te genieten we van de aanblik van het ruisend gras en de blinkende waterspiegel.

We hebben deze tocht aangevat in Hagestein, dat aanleunt tegen het stroomgebied van de Lek. Deze rivier is iets meer dan zestig kilometer lang en een voorzetting van de Nederrijn. Het eerste gedeelte is een kronkelend parcours door een groen landschap waar een waterloop altijd wel ergens aanwezig is. Ondertussen trekt het typisch Nederlandse polderlandschap aan ons voorbij van boerderijen, velden, waterlopen en kleine dorpjes. Hier en daar komen we een molen tegen. Maar wie als motorrijder denkt dat Hollandse wegen gewoon één rechte lijn trekken heeft het hier dus behoorlijk mis.

Stress voor niks

Wanneer we de kleine dorpjes helemaal achter ons hebben gelaten, draaien we Hardinxveld-Giessendam binnen. Het kleine stadje schurkt tegen Dordrecht aan en bevindt zich langs de Boven-Merwede. Opnieuw hebben we dus een rivier in het vizier. Bovenal heeft Hardinxveld-Giessendam ook een motormuseum, Museum Kortland. Maar Sjaak Kortland kon op het laatste moment op onze afspraak niet ingaan zodat we het met spijt in het hart aan ons moeten laten voorbijgaan. Laat dat u echter niet weerhouden om tijdens uw tocht toch een afspraak te proberen boeken met Sjaak. We passeren vervolgens Gorinchem, een leuk stadje waar we door tijdsgebrek echter langsheen moeten. In Brakel steken we met het veer De Waal over. Een bord deelt ons in gebiedende wijs mee dat we op voorhand een ticket moeten kopen via digitale weg. Lastig als de QR-code zijn werk niet doet, en onze app het laat afweten. De boot komt al op ons af en de zenuwen spannen zich op. Allemaal nergens voor nodig, blijkt achteraf. Op de boot loopt gewoon een wachter rond met een betaalbakje in de hand. Pinnen kan altijd en overal in Nederland. Alle stress is van ons afgegooid en uiteindelijk melden we ons met een half uur vertraging op de afspraak bij Albert van der Heijden.

Huiskamermuseum

Het plaatsje Best ziet eruit als een doodgewoon Nederlands dorpje. Albert is met zijn museum zowat in het centrum gepositioneerd. Hij nodigt ons uit binnen te komen in zijn gelijknamig Museum van Albert. Het lijkt op een grote woonkamer waar het meubilair door motoren is vervangen. De klassieke museumervaring blijft hier wat achterwege, en dat is in de positieve zin bedoeld. Albert verzamelt Britse motoren, met een voorliefde voor Norton. Het ouderlijk huis met naastliggend pand biedt onderdak aan dik 35 Nortonmotoren, enkele exemplaren van andere Britse merken en bovendien nog een collectie oude (race)fietsen. Albert weet over elke motor tot in de kleinste details de geschiedenis te vertellen en heeft een schat aan technische bagage in zijn hoofd en zijn vingers, zoveel is duidelijk. Hij is de vierde generatie die dit huis bewoont en heeft de woning zoveel mogelijk in de originele staat behouden. Vanaf de keukentafel werpen we een rechtstreekse blik in zijn werkplaats, waar een Norton in de steigers staat om te worden afgewerkt. Want het werk van Albert is nooit klaar. Niet zonder trots verklaart hij dat hij er ongeveer 400.000 kilometer heeft opzitten op een Norton. Daarnaast heeft hij ook jarenlang in competitie trial gereden, dus rijervaring zat! Wanneer hij ons meeneemt doorheen het museum hoor je de passie achter zijn verhaal. De trots van zijn verzameling is duidelijk de Norton Manx uit 1959. Een 350cc-model waarmee Bob Brown in datzelfde jaar de TT van Assen won en derde werd in het wereldkampioenschap. Daarna gaat het via de authentieke zoldertrap naar boven, waar nog een flink deel van Alberts motorverzameling staat, en enkele unieke racefietsexemplaren, waarvan de oudste dateert uit 1896. Voorwaar, een tijdreis langs de Britse motorhistorie. De schat aan documentatie die hij in zijn bezit heeft illustreert de gedrevenheid van deze man, wiens verhaal nooit lijkt op te houden.

Het Museum van Albert lijkt op een grote woonkamer waar het meubilair door motoren is vervangen.

Bonte verzameling

Ons volgend doel is Middelbeers, op een kleine drie kwartier rijden. De omgeving is hier groener en bosrijker. Verscholen tussen de bomen ligt Motorenmuseum Adventon, een plek waar je klassieke Europese motoren kunt bewonderen. Eenmaal Ad Vennix het hekken opendraait valt ons oog op een reusachtige motor, ingenieus gebouwd als een verwelkoming om u tegen te zeggen. Ook hier kun je onmogelijk spreken van een museum in de klassieke zin. Op het woonerf bevinden zich verschillende loodsen en wanneer Ad deur na deur opent vallen we van de ene verbazing in de andere. Ads museum herbergt een honderdvijftigtal motoren. De bouwjaren van de modellen situeren zich ergens tussen 1920 en 1965. Vanaf 1958 startte Ad met zijn verzameling, eerder uit praktische overwegingen. In die jaren was de motor zijn enige vervoermiddel. Regelmatig werd ook een andere motor gekocht, van Adler tot Zundapp. Ad was werkzaam als monteur van motorvoertuigen en machines en had dus de knowhow om te sleutelen aan machines. Zijn verzameling concentreert zich volledig op de Europese merken, met enkele uitzonderlijke exemplaren: TWN, Tornax, Victoria, Simplex, Adler, DKW. De staat ervan situeert zich ergens halfweg tussen showroomstaat en ‘barnfinds’. Technisch helemaal in orde, optisch tonen de meeste trots hun gebruikssporen. Het museum herbergt een bonte verzameling aan motoren in een onnavolgbare no-nonsensestijl. Samen met zijn zoon loodst Ad ons van de ene schatkamer naar de andere. Zonder verpinken wordt een DKW uit 1930 naar buiten gereden die probleemloos start bij de eerste aanzet. Ad vertelt niet zonder trots dat hij met deze motor regelmatig nog de weg opgaat. Wie de Europese motorgeschiedenis wil herbeleven mag Adventon gewoonweg niet voorbijrijden. De echte liefhebber kan hier best wel langere tijd blijven ronddwalen. Je vindt er ook een schat aan onderdelen – die te koop zijn – naast kasten vol documentatie.

Wie de Europese motorgeschiedenis wil herbeleven mag Adventon gewoonweg niet voorbijrijden.

Uit de hand gelopen hobby

Van hieruit maken we ons op voor het laatste stuk van onze museumrit. Die brengt ons in Poppel, terug over de Belgische grens. Onderweg is de hoofdrol weggelegd voor smalle wegen doorheen een landelijk decor. Rechte wegen wisselen af met stukjes bochtig parcours met meer haakse bochten dan ons lief is. De zon is weggezakt en de duisternis valt wanneer we in Kalmthout het smalle baantje richting het Oldtimer Museum Belgische Motoren opdraaien. Hier zwaait Stany Wouters de scepter. Hij komt ons breed lachend tegemoet en nodigt ons zonder veel omhaal uit in zijn museum. Want behalve ons ontvangen, heeft hij ook nog enkele dringende werkzaamheden aan een motor in volle restauratie. Zodra we binnenstappen hebben we direct een wow-gevoel. Het decor straalt pure nostalgie uit en je voelt je letterlijk teruggegooid in de tijd. FN en Saroléa vormen de hoofdbrok van de aanwezige verzameling. Vooral het laatste merk ligt Stany zeer nauw aan het hart. Het museum is een uitvloeisel van een uit de hand gelopen hobby van zijn vader. De huidige locatie en inrichting van dateren van 2018. Maar het opknappen van oude motorfietsen al reeds in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Je kan gerust stellen dat je hier de Belgische motorgeschiedenis voor een groot deel herbeleeft. De verzameling herbergt dan ook enkele significante blikvangers. Naast de motoren is ondertussen ook een verzameling ontstaan van Castrol-voorwerpen en losse onderdelen, zoals lampen, motorblokken en emailborden. Op dit ogenblik is het Oldtimer Museum Belgische Motoren het grootste motormuseum van België met de grootste Saroléa-collectie ter wereld. Ook voor sfeer en gezelligheid wordt gezorgd door de aanwezigheid van een gezellige bar.

 

Saroléa en FN

De oudste geschiedenis van Saroléa wordt tentoongesteld door middel van vier Saroléa’s die netjes op een rij de historie van de eerste modellen tonen, van 1902 tot 1910. Verder valt ons oog op twee unieke FN-exemplaren: een fabrieksracer uit 1938 en een fabriekscrossmotor uit 1958. Om het geheel te vervolledigen hangt aan de muur een FN-motor daterend van 1955. 55 jaar later zag deze motor terug het daglicht bij het opengraven van de gedempte Zuiderdokken in Antwerpen. De haven werd in 1960 gedempt en omgetoverd tot de parking waar de Sinksenfoor stond. Bij het dempen moet de motor op een of andere manier mee onder de grond verdwenen zijn. De gevonden documenten tonen aan dat de machine aan ene Jan Baptist de Vos heeft toebehoord. En zo heeft bijna elke motor hier in het museum een eigen verhaal. De moeite waard om te bezoeken is ook de raceafdeling op de zolderverdieping, waar originele racemotoren van Saroléa worden getoond. Stany zelf heeft met enkele van de motoren gereden op circuit. Je kijkt je ogen uit bij het aanschouwen van zoveel motorgeschiedenis, samengevat op een zolder en een gelijkvloerse verdieping. De motoren zijn stuk voor stuk pareltjes, de meeste in showroomconditie. Wie van oude (Belgische) motoren houdt moet hier zeker een kijkje komen nemen. Dat kan op afspraak, één keer per maand. Dus zeker de moeite waard om er je agenda bij te nemen en te boeken.

 

Het Oldtimer Museum Belgische Motoren herbergt de grootste Saroléacollectie ter wereld.

Wie kent ze niet? De iconische olieblikken van Castrol.

Waar voor je geld

Terug huiswaarts hebben we het gevoel dat we deze dag als een film over de prilste motorgeschiedenis tot heden hebben beleefd. We bieden je onze route aan met de mogelijkheid om die musea eruit te pikken die jouw interesse wekken. We hebben deze musea gekozen omwille van hun eigen en totaal verschillende karakter. Overigens heeft Nederland nog best een rijk aanbod aan motormusea, als is het wel opletten geblazen. Tijdens onze zoektocht bleek algauw dat enkele musea alleen nog aanwezig zijn op het internet en in de praktijk allang niet meer bestaan. Maar met deze noord-zuidverbinding krijgt je zeker waar voor je geld.

Museumrit langs oude motorglorie

Dit artikel lees je op z'n best en vergezeld door prachtige fotografie in Motoren & Toerisme magazine. Het aprilnummer koop je hier.

Geschreven op 23 mei 2024
© Motoren & Toerisme